Actualiteit

Insolventie

HvJ 9 november 2017, nr. C-641/16, ECLI:EU:C:2017:847

· Inge Vandeplas

Dit arrest betreft de aanwijzing van de bevoegde rechtbank voor een aansprakelijkheidsvordering ingesteld voor oneerlijke mededinging door Tünkers Maschinenbau (TM) en Tünkers France (TF). Expert Maschinenbau GmbH maakt apparatuur voor de auto-industrie en heeft een exclusief distributiecontract met Expert France. In 2006 opent het Amtsgericht Darmstadt een insolventieprocedure in hoofde van Maschinenbau en stelt een bewindvoerder aan. De bewindvoerder sluit een overnameovereenkomst met TM en draagt een bedrijfsonderdeel van Maschinenbau over aan een dochteronderneming van TM. Vervolgens verzoekt TM, als cessionaris van Expert Maschinenbau, de klanten van Expert France om zich voor bestellingen tot TM te richten. Expert France is van mening dat dit een daad van oneerlijke mededinging betreft en stelt hiervoor TM en TF aansprakelijk bij de tribunal de commerce de Paris. TM en TF zijn van oordeel dat het Amtsgericht Darmstadt bevoegd is, aangezien de aansprakelijkheidsvordering voortvloeit uit de insolventieprocedure. Dit geschil komt bij het Franse Hof van Cassatie, dat een prejudiciële vraag stelt aan het Hof van Justitie omtrent de reikwijdte van de, in artikel 3, lid 1, Vo 1346/2000 neergelegde internationale bevoegdheid van de rechter die de insolventieprocedure heeft geopend. ...

Lees de bijdrage

Bank en financieel recht

Wet van 21 november 2017 over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten en houdende omzetting van Richtlijn 2014/65/EU, (BS 7 december 2017), in werking getreden op 3 januari 2018

· Gerrit Hendrickx

Met deze wet zet de Belgische wetgever de bepalingen van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU[1] (“MiFID II”) om in het Belgisch recht in overeenstemming met artikel 93 MiFID II. De wet bestaat uit: enerzijds, de nieuwe afzonderlijke regeling over de infrastructuren voor de markten voor financiële instrumenten, waarin alle aspecten in verband met de marktinfrastructuren – die voorheen werden geregeld in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten[2] – worden gebundeld; en anderzijds, een reeks wijzigingsbepalingen die de bepalingen van MiFID II inzake de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf, de vergunningsvoorwaarden en -procedure voor beleggingsondernemingen en de bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden strekkende het garanderen van de beleggersbescherming omzetten door de Belgische wetten die deze aspecten regelen te wijzigen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Een rechter kan ambtshalve het "verlies van een kans" opwerpen - Cass. 14 december 2017

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 14 december 2017 (C.16.0296.N) oordeelde het Hof van Cassatie dat een rechter ambtshalve het "verlies van een kans"  mag opwerpen om slechts een deel van de gevorderde schadevergoeding toe te kennen, zonder dat dit een schending vormt van het beschikkingsbeginsel. Het voorwerp van de vordering is immers het feitelijke resultaat dat de eiser met zijn vordering beoogt. Als een eiser de integraliteit vordert van een niet verworven voordeel, kan de rechter die oordeelt dat de eiser slechts een kans op dat voordeel heeft verloren, een vergoeding toekennen voor het verlies van een kans op het verwerven van dit voordeel, zonder het voorwerp van de vordering te wijzigen. Het Hof vernietigt het arrest van het hof van beroep van Antwerpen dat had geoordeeld dat het geen vergoeding kon toekennen voor verlies van een kans omdat "de eisers hier geen vergoeding vorderen van (de economische waarde van) de verloren gegane kans, doch enkel de toekenning van het volledige bedrag van het verloren voordeel, terwijl dit hof het voorwerp van de vordering niet ambtshalve mag wijzigen." ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

La preuve de la moins-value d'un bien ne suppose pas sa mise en vente - Cass. 3 janvier 2018

· Olivier Vanden Berghe

Des propriétaires réclamaient une compensation pour la moins-value infligée à leur immeuble suite à  des travaux effectués par les défendeurs en infraction des règles d'urbanisme. La cour d'appel de Mons les avait débouté au motif qu'ils ne justifiaient pas d’un dommage né et actuel dès lors qu’ils n’avaient as mis leur propre bien en vente et que, partant, il n’apparaissait pas que les aménagements illégaux aient découragé des candidats acquéreurs. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De nietigheid van de overeenkomst in geval van bedrog kan partieel zijn - Cass. 23 november 2017

· Olivier Vanden Berghe

Krachtens de artikelen 1108, 1109 en 1116 Burgerlijk Wetboek is een overeenkomst die door bedrog werd verkregen nietig. In een arrest van 23 november 2017 (C.17.0389.N) heeft het Hof van Cassatie gepreciseerd dat deze nietigheid een partiële nietigheid kan zijn. Wanneer het bedrog betrekking heeft op een onderdeel van de overeenkomst en een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst mogelijk is, kan de rechter op verzoek van de benadeelde partij de nietigheid beperken tot dat gedeelte van de overeenkomst, voor zover het behoud van de gedeeltelijk vernietigde overeenkomst beantwoordt aan de bedoeling van de partijen. De partiële nietigheid wordt overigens ook voorzien in het voorontwerp van wet houdende invoeging van Boek VI "De verbintenissen" in het nieuw Burgerlijk wetboek: "Wanneer de grond van nietigheid slechts een gedeelte van het contract betreft, beperkt de nietigverklaring zich tot dat gedeelte, voor zover het contract deelbaar is, rekening houdend met de bedoeling van de partijen evenals met het doel en de strekking van de geschonden regel."   ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

L'impossibilité de restitution n'empêche pas la résolution - Cass. 17 novembre 2017

· Olivier Vanden Berghe

Dans un arrêt du 17 novembre 2017 (C.17.0090.F), la Cour de cassation a rappelé que même si en principe la résolution opère ex tunc et a pour effet que les parties doivent être replacées dans le même état que si elles n'avaient pas contracté, il se peut que, par exemple dans des contrats à prestations successives, des prestations ne soient pas susceptbles de restitution.  Ceci ne prive pas pour autant la victime  du droit de demander la résolution dudit contrat. ...

Lees de bijdrage

Verzekeringen

L’intermédiaire d’assurance doit veiller à ce que le contrat d’assurance réponde aux « exigences et besoins » de son client

· Béatrice Toussaint

  Par cet arrêt du 4 décembre 2017 (F-20171204-2 - N° 2016/RG/1323), la Cour d’appel de Liège délimite la responsabilité de l’intermédiaire d’assurance lors de la souscription du contrat d’assurance. Dans le cadre d’une assurance vol ayant pour objet un véhicule automobile, l’assureur confronté à une sous-évaluation du véhicule lors de la souscription de la police, applique la règle de proportionnalité, ce qui réduit l’indemnisation revenant au preneur d’assurance. Celui-ci reproche alors à son courtier d’avoir manqué à son devoir d'information lors de la souscription de l’assurance, manquement qui lui a causé un dommage correspondant à la  différence entre ce qu’il aurait perçu en l’absence d’application de la règle proportionnalité et la somme effectivement reçue de l’assureur. Lors de l’appréciation de la responsabilité de l’intermédiaire d’assurances, ...

Lees de bijdrage

Verzekeringen

Une prescription acquise au regard de l’article 2262bis du Code civil peut avoir été interrompue par la simple information de l’assureur de la volonté de la personne lésée d’obtenir l’indemnisation de son préjudice.

· Béatrice Toussaint

Par son arrêt du 5 septembre 2017 (F-20171205-5 - N°2016/RG/916), la cour d’appel de Mons examine l’interaction entre l’article 2262bis du Code civil et les dispositions de la loi du 4 avril 2014 relatives à la prescription. Des travaux réalisés dans la cadre d’un marché public occasionnent des dommages au bâtiment d’un particulier en juin 2009. Après diverses expertises en 2009 et 2010 confirmant la réalité de son dommage, la personne lésée fait procéder aux réparations au bâtiment en 2012. En 2014, elle met en demeure les maîtres d’ouvrage public qui lui indiquent avoir adressé sa demande à leur assureur.  Citation est lancée en 2014 à l’encontre des trois maitres d’ouvrage public et l’entrepreneur est cité en intervention et garantie. Les maîtres d’ouvrage public invoquent la prescription car la citation introductive d’instance n’a été signifiée que le 19 décembre 2014, soit plus de 5 ans après les faits (2009). Pour justifier d’un acte interruptif valable pendant cette période, ...

Lees de bijdrage

Economisch strafrecht

Procédure de témoignage écrite visée 961/1 à 961/3 du Code judiciaire et procédure pénale

· Thierry GHILAIN

La Cour de cassation a rendu le 2 avril 2014 (P.13.893.F, Pas. I, p. 879) un arrêt dans lequel elle a constaté que les articles 961/1 à 961/3 du Code judiciaire qui ont trait à la soumission de déclarations écrites ne sont pas applicables dans les affaires pénales. Dans un arrêt du 4 décembre 2017, la Chambre des mises en accusation de la Cour d’appel de Mons, faisant écho à cette décision, écarte purement et simplement les déclarations qui lui sont présentées : « La cour n’aura cependant pas égard à ces attestations, la procédure visée aux dispositions légales rappelées ci-dessus n’étant pas applicables (sic) aux juridictions répressives. » (F-20171204-1 ; cass.be) ...

Lees de bijdrage

Internationaal privaatrecht

Schrems contre Facebook – la CJUE précise l’application des règles de compétence protectrices en faveur des consommateurs

· Guillaume Croisant

Par un arrêt Schrems contre Facebook du 25 janvier 2018 (C‑498/16), la Cour de justice de l’Union Européenne (« CJUE ») a considéré qu’un utilisateur d’un compte Facebook privé ne perd pas la qualité de « consommateur », au sens de de l’article 15 du règlement Bruxelles I (désormais article 17 du règlement Bruxelles Ibis), lorsqu’il publie des livres, donne des conférences, exploite des sites Internet et collecte des dons. Ce consommateur ne saurait cependant s’appuyer sur les règles de compétence protectrice du règlement pour lancer une « action collective » en faisant valoir les droits qui lui auraient été cédés par d’autres consommateurs. ...

Lees de bijdrage