De wet van 22 april 2019 tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (W.Verz.), teneinde de voorschriften in verband met de opzegging van de verzekeringsovereenkomsten te wijzigen, om de consumenten beter te beschermen, werd op 30 april 2019 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
Het wetsvoorstel dat aan de basis lag van de wet (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3468/001), ging aanvankelijk veel verder dan de eerder beperkte wijziging die is ingevoerd door de wet van 22 april.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel kan vrij ambitieus genoemd worden, en voorzag met name in:
- Het recht voor de consument om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen in om het even welke schriftelijke vorm (waar artikel 84, §1, eerste lid W.Verz. thans bepaalt dat de opzegging dient te gebeuren bij aangetekende brief, bij deurwaardersexploot of door afgifte van de opzeggingsbrief tegen ontvangstbewijs).
- Het recht voor de consument om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen zonder jaarlijkse vervaldag (waar artikel 85, §1, eerste lid W.Verz. thans bepaalt dat de verzekeringnemer zich in principe ten minste drie maanden vóór de vervaldag van de overeenkomst dient te verzetten tegen de stilzwijgende verlenging ervan, volgens de in artikel 84 voorgeschreven wijzen).
Na het doorlopen van het wetgevend proces moet evenwel worden vastgesteld dat van voornoemde ambitie weinig is overgebleven. In een eerste amendement op het wetsvoorstel wordt voorgesteld om enkel te focussen op het opzeggingsrecht, en niet op de wijzen van opzegging. De maatregel waarbij de consument de verzekeringsovereenkomst zou kunnen opzeggen in het om het even welke schriftelijke vorm, zou op meerdere praktische bezwaren stuiten (Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3468/002, 2 en nr. 3468/006, 4).
Vervolgens wordt ook een amendement ingediend waarin de maatregel om de verzekeringsovereenkomst op te zeggen zonder jaarlijkse vervaldag, geschrapt en vervangen wordt door de thans ingevoerde regeling (Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3468/003 en nr. 3468/004).
De wet van 22 april 2019 wijzigt artikel 85, §1 W.Verz. met name als volgt:
- tussen het eerste en het tweede lid van artikel 85, §1 wordt een lid ingevoegd, luidende:
“De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van de Nationale Bank van België, voor bepaalde types van verzekeringen kortere termijnen bepalen waarbinnen de verzekeringnemer zich moet verzetten tegen de stilzwijgende verlenging” - in het vierde lid van artikel 85, §1 W.verz. worden de woorden “Het eerste en het tweede lid” vervangen door de woorden “Het eerste en het derde lid” om rekening te houden met bovenstaande wijziging.
Deze nieuwe regeling maakt het dus mogelijk dat de termijn van drie maanden in artikel 85, §1, eerste lid W.Verz. wordt ingekort bij KB. Volgens de parlementaire voorbereiding moeten deze ingekorte termijnen “de consument in staat stellen om korter tegen de eindvervaldag
de verzekeringsovereenkomst te kunnen opzeggen zodat hij op deze manier ook actiever kan zoeken om een interessantere verzekering te zoeken” (Parl.St. Kamer 2018-2019, nr. 3468/003, 2).
De uiteindelijke maatregel is aldus een heel eind van de initiële doelstelling gestrand. Het valt af te wachten welk initiatief de (volgende) minister van Economie hieromtrent zal nemen.