Actualiteit

Algemeen handelsrecht

Volstaat het gebrek aan bewijs van het bedrag van de schade niet om de vordering tot schadevergoeding af te wijzen? (Cass. 5 maart 2021)

In een arrest van het hof van beroep te Gent van 4 januari 2019 wezen de appelrechters een vordering van Telenet tegen een aannemingsbedrijf af, nu het bewijs van de schade onvoldoende werd geacht. Het hof van beroep vond dat er onvoldoende maatregelen waren genomen om de schade tegensprekelijk vast te stellen, en bevond de stukken die ter staving van de schade werden voorgelegd, te eenzijdig om als afdoende bewijs van het bedrag van de schade te worden aangenomen. Het stond wel vast dat er een bepaalde schade moest zijn geweest, nu het geschil betrekking had op een door graafwerken beschadigde telecominstallatie.

Het Hof van Cassatie vernietigde op 5 maart 2021 (C.20.0166.N) dit arrest op volgende gronden: “de rechter die het bestaan aanneemt van schade, veroorzaakt door een fout in de zin van artikel 1382 Oud Burgerlijk Wetboek, kan de vordering tot vergoeding van die schade niet afwijzen op de enkele grond dat de benadeelde het gevorderde bedrag niet bewijst.” 

Helaas verduidelijkt het arrest niet wat dan wel de gepaste motivering of handelswijze is bij gebreke aan bewijs van het bedrag van de schade. Ook een begroting ex aequo et bono is nochtans geen evidentie volgens de rechtspraak van het Hof. In een recent arrest van 13 januari 2021 oordeelde een strafrechtelijke kamer van het Hof nog dat  deze begrotingsmethode vereist dat de rechter aangeeft dat daarbuiten geen andere mogelijkheid bestaat om de schade vast te stellen (nr. P.20.1094.F). In 2001 stelde het Hof dat een dergelijke schadebegroting niet aanvaardbaar is wanneer de partij die beweert benadeeld te zijn, weigert de gegevens bij te brengen waarover zij beschikt en waardoor het bedrag van de schade juist kan worden vastgesteld (nr. C.99.0057.N).

Comments are closed.