Krachtens Boek X Titel 2 Wetboek Economisch Recht moet voorafgaand aan een commerciële samenwerkingsovereenkomst (zoals gedefinieerd in art. I.11 WER) een precontractueel informatiedocument worden meegedeeld, en mag er gedurende een bedenktermijn van één maand geen enkele verbintenis worden aangegaan. In geval van niet-naleving kan de begunstigde van de bepaling de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst inroepen binnen twee jaar na het sluiten van de overeenkomst.
Een arrest van het Hof van Cassatie van 2 juni 2023 (C.22.0408.N ) buigt zich over de gevolgen van deze nietigheid.
Een Carrefour-franchisegever die in 2009 zijn activiteiten had stopgezet omdat de uitbating van het winkelpunt verlieslatend was geweest en niet had beantwoord aan de omzet die de franchisegever had voorgehouden, werd gedagvaard tot betaling van de achterstallige facturen voor leveringen en de huurgelden. De franchisenemer haalde de nietigheid van de franchiseovereenkomst aan, vermits er net minder dan één maand was verstreken tussen de mededeling van de precontractuele informatiedocumenten (26 september 2007) en het sluiten van de franchiseovereenkomst (26 oktober 2007). Nadat een eerste cassatiearrest van 12 mei 2016 had geoordeeld dat de termijn begint te lopen vanaf de dag na die van het verstrekken van het precontractueel informatiedocument en eindigt één maand later, zodat de precontractuele informatieverplichting niet was nageleefd, heeft het hof van beroep te Antwerpen de nietigverklaring van de overeenkomst bevestigd. Volgens het hof van beroep had de franchisenemer de nietigheid niet gedekt, had hij geen afstand had gedaan van het recht om de nietigheid te vorderen en pleegde hij geen misbruik van recht door de nietigverklaring na te streven.
Het hof van beroep oordeelde dat alle rechtshandelingen en/of overeenkomsten tussen partijen die het gevolg zijn van de samenwerkingsovereenkomst of er onlosmakelijk mee verbonden zijn, nietig zijn en dat de nietigheidssanctie terugwerkt tot op het ogenblik waarop de nietige overeenkomsten werden gesloten, zodat partijen niets meer van elkaar kunnen vorderen krachtens deze vernietigde overeenkomsten en zij in principe gehouden zijn tot teruggave van wat in uitvoering van de nietige overeenkomsten werd gepresteerd. Het hof van beroep oordeelde dat de franchisegever niet enkel gehouden was tot restitutie maar ook tot integrale vergoeding van de schade die de (verweerster) heeft geleden ingevolge de nietige overeenkomsten.
Het veroordeelde de franchisegever tot betaling van 355.294,58 EUR, als volgt samengesteld: investeringen: 137.333,77 EUR, onroerende voorheffing: 3.169,91 EUR, elektriciteit: 16.468,05 EUR, huurgelden: 59.903,92 EUR, businesslening + interesten 138.418,93 EUR. Waar de franchisenemer deze kosten en uitgaven niet ten aanzien van de franchisegever maar ten aanzien van derden heeft gemaakt, betreft het geen restitutie, maar een bijkomende schadevergoeding die de franchisegever verschuldigd is om de franchisenemer integraal te herstellen in de rechtspositie waarin zij zou hebben verkeerd zonder de nietige overeenkomsten, aldus het hof van beroep
Tegen deze verregaande gevolgen van de vernietiging voerde de franchisegever in zijn verzoekschrift tot Cassatie aan dat bij niet naleving van de precontractuele informatieverplichtingen de wetgever enkel voorziet in de nietigheid van de overeenkomst, en er geen bijkomende schadevergoeding kon worden toegekend. Het Hof van Cassatie bevestigt echter dat de restitutie niet noodzakelijk het enige gevolg is van deze nietigheid. Daarnaast kan de schadelijder desgevallend aanspraak maken op een aanvullende schadevergoeding, vermits het niet verstrekken van de precontractuele informatiedocumenten en het niet respecteren van de wachttermijn van één maand fouten zijn van de franchisegever.
Verder oordeelde de franchisegever dat de restitutie niet kan slaan op de reeds in het verleden volbrachte prestaties die niet kunnen worden teruggegeven. Het Hof van Cassatie verwerpt ook dit middel. De nietigverklaring van de overeenkomst houdt in dat de partijen, zo mogelijk, in dezelfde toestand worden geplaatst als die waarin zij zich zouden bevinden indien zij niet hadden gecontracteerd en geeft bijgevolg aanleiding tot restitutie van reeds geleverde prestaties. Restitutie vindt in beginsel plaats in natura, maar indien dit onmogelijk of abusief blijkt, in waarde geraamd op de dag van de restitutie (zoals nu letterlijk verwoord in art. 5.119 BW). De nietigverklaring van een overeenkomst met opeenvolgende wederkerige prestaties staat niet eraan in de weg dat de reeds wederzijds geleverde prestaties worden gerestitueerd, in natura of in waarde. Het is dus niet omdat restitutie niet meer mogelijk is in natura, dat er geen restitutie meer kan plaatsvinden.
Andere eventuele gronden ter correctie van de integrale restitutie (zoals verrijking zonder oorzaak) kwamen niet uitdrukkelijk aan bod in de cassatiemiddelen en uit het arrest kan niet worden afgeleid of en hoe de bodemrechters zich hierover hadden uitgesproken.