De wet van 4 april 2019 tot wijziging van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen (W.Verz.), waarbij voor bepaalde persoonsverzekeringen een recht om vergeten te worden wordt ingevoerd, is op 18 april 2019 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De wet beoogt de toegang tot schuldsaldoverzekering te vergemakkelijken voor personen die in het verleden getroffen zijn door een kankeraandoening maar intussen genezen zijn verklaard. De wetgeving is gebaseerd op de Franse regeling, gekend als Convention AERAS.
In deel 4, titel 2, hoofdstuk 1, W.Verz., wordt een nieuwe Afdeling Ibis ingevoegd met als opschrift: “Afdeling Ibis. — Recht om vergeten te worden”. Hierbij kan worden opgemerkt dat het recht om vergeten te worden ingevoerd wordt bij de ‘Bepalingen betreffende alle verzekeringsovereenkomsten’ (hoofdstuk 1, titel II, deel 4 W.Verz.).
Nieuw artikel 61/1 W.Verz. voorziet evenwel dat het toepassingsgebied van de regeling beperkt is tot verzekeringsovereenkomsten die de terugbetaling van het kapitaal waarborgen, met name:
a) van een hypothecair krediet zoals bedoeld in artikel 224 W.Verz. (krediet voor de verbouwing of verwerving van de eigen en enige gezinswoning);
b) van een beroepskrediet.
Overeenkomstig nieuw artikel 61/2, §1 W.Verz. moeten personen die getroffen werden door een kankeraandoening, ongeacht het type, en die een verzekering zoals bepaald in artikel 61/1 willen aangaan, deze aandoening melden aan hun verzekeraar overeenkomstig artikel 58 W.Verz (mededelingsplicht verzekeringnemer). Het is de verzekeringsonderneming echter verboden om bij het verstrijken van een termijn van tien jaar na het succesvol beëindigen van de behandeling en voor zover er geen herval plaatsvond binnen deze termijn, deze kankeraandoening in acht te nemen bij het bepalen van de huidige gezondheidstoestand, zoals vermeld in artikel 61 W.Verz..
Onder het ‘succesvol beëindigen van de behandeling’ wordt begrepen “de datum waarop de actieve behandeling van de kankeraandoening werd beëindigd, in afwezigheid van een nieuwe opstoot van kanker“. In de parlementaire voorbereiding wordt nader toegelicht dat hiermee bedoeld wordt ‘zonder herval en zonder noodzakelijke bijkomende behandeling, zij het met uitzondering van een behandeling van het type hormoontherapie’, in de mate dat het een preventieve behandeling is (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3524/006, 4).
De verzekeringsonderneming mag deze kankeraandoening niet uitsluiten uit het verzekeringscontract of de verzekering weigeren omwille van deze kankeraandoening. In de parlementaire voorbereiding wordt verduidelijkt dat dit betekent dat de verzekeringsonderneming de verzekering niet mag weigeren, noch een bijpremie mag aanrekenen ten gevolge van de aandoening (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3524/001, 4).
Krachtens nieuw artikel 61/2,§ 2 W.Verz. kan de Koning de tienjarige termijn aanpassen in functie van leeftijdscategorieën en/of het type van kankeraandoeningen.
In tegenstelling tot de Franse regeling, op grond waarvan een kandidaat-verzekerde het recht heeft om zijn kankeraandoening niet te melden na een bepaalde periode, heeft de Belgische wetgever ervoor gekozen om niets te wijzigen aan de mededelingsplicht van de kandidaat-verzekeringnemer. De wet maakt daarentegen de verzekeringsonderneming verantwoordelijk om met bepaalde informatie geen rekening te houden bij de risicobeoordeling.
Overeenkomstig nieuw artikel 61/3. W.Verz. kan de Koning o.m.:
- In een referentierooster een aantal types kankeraandoeningen definiëren waarvoor de tienjarige termijn verkort wordt;
- In een referentierooster een aantal chronische ziektes definiëren waarvoor (i) de verzekeringsonderneming geen bijpremies mag aanrekenen, noch in een uitsluiting mag voorzien of de overeenkomst mag weigeren ten gevolge van deze aandoening, of (ii) de verzekeringsonderneming een bijpremie kan aanrekenen ten gevolge van deze aandoening, waarbij de Koning eveneens het niveau bepaalt waarop deze bijpremie medisch en verzekeringstechnisch verantwoord is;
- Het referentierooster aanpassen voor bepaalde types kankeraandoeningen en/of chronische aandoeningen.
De Koning wordt in zijn diverse bevoegdheden bijgestaan door het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg en het Opvolgingsbureau voor de tarifering van schuldsaldoverzekeringen (cf. artikel 217 W.Verz.). De wet schrijft tevens voor dat de termijnen, het niveau van de bijpremie en de nadere regels ‘medisch en verzekeringstechnisch objectief en redelijk verantwoord zijn op basis van wetenschappelijke gegevens’. Uit de bespreking in de Kamercommissie Bedrijfsleven blijkt dat er reeds een voorontwerp van koninklijk besluit voorligt, met referentierooster in bijlage. Dit referentierooster zou zeer nauw aansluiten bij het reeds bestaande Franse referentierooster (convention AERAS) (Parl.St. Kamer 2018-19, nr. 3524/006, 3).
Op grond van nieuw artikel 61/4 W.Verz. worden geschillen met betrekking tot de regeling eerst voorgelegd aan het Opvolgingsbureau voor de tarifering, onverminderd de bevoegdheid van de hoven en rechtbanken.
Deze wet treedt in werking op eerste dag van de tiende maand na de bekendmaking in het Staatsblad, d.w.z. 1 februari 2020, en is enkel van
toepassing op nieuwe overeenkomsten gesloten vanaf deze datum.