BANK - EN KREDIETWEZEN
Betalingsdiensten
14 december 2018
·
Arnaud Derochette
In een arrest van 4 oktober 2018 deed het Europees Hof van Justitie (hierna “het Hof”), in een verzoek tot prejudiciële beslissing, uitspraak over de draagwijdte van artikel 4, punt 14 van Richtlijn (EU) 2015/2366[1] (hierna “Betalingsdienstenrichtlijn”).
De feiten van de zaak waren de volgende. De ING-DiBa Direktbank (hierna: “ING”) biedt online-spaarrekeningen aan waarbij de rekeninghouder direct en zonder medewerking van de betalingsdienstaanbieder geld kan storten of opnemen. Deze transacties moeten steeds worden uitgevoerd via zogenaamde tussenrekeningen geopend op naam van de klant. Overboekingen naar derden zijn echter uitgesloten voor deze rekeningen, men kan alleen geld overmaken naar de eigen tussenrekening.
Het hoofdgeding had betrekking op de bedingen in de algemene voorwaarden die worden gebruikt in de overeenkomsten tot opening van een dergelijke spaarrekening. Volgens de federale kamer voor arbeiders en andere werknemers zijn sommige van deze bedingen onrechtmatig omdat zij in strijd zouden zijn met het ZaDiG, die de Richtlijn Betalingsdiensten omzet in het Oostenrijks recht. Alvorens de nationale rechter kan oordelen over de toepasselijkheid van het ZaDiG, rijst de vraag of deze online-spaarrekeningen als “betaalrekeningen” kunnen worden beschouwd in de zin van de Richtlijn betalingsdiensten. ...
Lees de bijdrage