Actualiteit

Bank en financieel recht

COVID-#19: Voorstel tot aanpassing regeling consumentenkrediet teneinde uitstel afbetalingen mogelijk te maken

· Regine Feltkamp

In een wetsvoorstel van 9 april 2020, wordt voorgesteld om in het licht van de zware gevolgen van de coronapandemie, een tijdelijke opschorting van lopende consumentenkredieten mogelijk te maken, teneinde te voorkomen dat de volksgezondheidscrisis en de economische crisis ook een sociale crisis veroorzaken. De voorgestelde regeling richt zich vooral tot consumenten met het hoogste risico op schuldenlast die ingevolge de genomen coronamaatregelen inkomsten derven en problemen ondervinden met het tijdig betalen van hun maandelijkse aflossingen van een consumentenkrediet. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 12 maart 2020: te laat kan geen kwaad voor hypothecaire schuldeisers

· Inge Vandeplas

In dit arrest lost het Hof van Cassatie een twistpunt op met betrekking tot een late of vergeten aangifte van schuldvordering van een hypothecaire schuldeiser. De algemene regel is dat schuldeisers tijdig aangifte moeten doen van hun schuldvordering om in aanmerking te komen voor uitdeling (art. 62 Faill. W., thans art. XX.155 WER). Daarnaast geldt dat schuldeisers die in gebreke blijven om hun schuldvordering aan te geven of te bevestigen, niet in aanmerking komen voor de uitdelingen in het faillissement (art. 72 Faill. W., thans art. XX.165 WER). ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Orb. Waals Brabant 31 januari 2020: post-Plessers uitspraak

· Inge Vandeplas

Op 16 mei 2019 heeft het Europese Hof van Justitie zich uitgesproken over de overeenstemming van de Europese richtlijn 2001/23/EG betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen met de artikelen 61, §4 WCO (thans art. XX.86 WER). ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

L'irrecevabilité de l'action sur pied de l'art. III.26, §2 CDE après la loi du 2 mai 2019 (Entr. Hainaut, div. Tournai, 23 janvier 2020)

· . Library

Le Tribunal de l'entreprise du Hainaut, div. de Tournai, s'est prononcé dans un jugement du 23 janvier 2020 sur l'irrecevabilité d'une action sur pied de l'art. III.26, §2 du Code de droit économique après la loi du 2 mai 2019. La loi du 2 mai 2019 a supprimé le §2 de l'art. III.26 CDE, lequel prévoyait: "Dans le cas où l'entreprise commerciale ou artisanale est inscrite en cette qualité à la Banque-Carrefour des Entreprises, mais que son action principale, reconventionnelle ou en intervention, introduite par voie de requête, conclusions ou d'exploit d'huissier, est basée sur une activité pour laquelle l'entreprise n'est pas inscrite à la date de l'introduction de cette action ou qui ne tombe pas sous l'objet social pour lequel l'entreprise est inscrite à cette date, l'action de cette entreprise est non recevable. L'irrecevabilité est cependant couverte si elle n'est pas proposée avant toute autre exception ou moyen de défense". En pratique, la question s'est posée de l'impact de cette suppression sur une exception d'irrecevabilité soulevée avant son entrée en vigueur (le 27 mai 2019) dans le cadre d'une procédure qui ne sera tranchée qu'après son entrée en vigueur. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

HvJ 30 januari 2020: actio pauliana bij splitsing vennootschap

· Inge Vandeplas

In 2009 droeg Costruzioni Ing. Iandolo Sr een deel van haar vermogen over aan I.G.I. in het kader van een splitsing. Een aantal schuldeiser van Costruzioni stelden beroep in tegen deze overdracht omdat zij van mening zijn dat een groot deel van het vermogen werd weggesluisd via deze splitsing. Met deze vordering wensten de schuldeisers de splitsingshandeling onverbindend laten verklaren. In eerste aanleg werd deze vordering toegekend. Tegen dit vonnis stelden Costruzioni Ing. en I.G.I. hoger beroep in. Zij wierpen op dat tegen de splitsingshandeling enkel verzet kon worden ingesteld en dat wanneer een verzetsprocedure ontbreekt de gevolgen van deze splitsing onherroepelijk worden. De verwijzende rechter moest oordelen of de schuldeisers alsnog de splitsing kunnen aanvechten en hoe deze aanvechting zich verhoudt tot de Zesde richtlijn (82/891/EEG) van de Raad van 17 december 1982 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag, betreffende splitsingen van naamloze vennootschappen, (PB 1982, L 378, blz. 47), zoals gewijzigd bij richtlijn 2007/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 (hierna, Zesde Richtlijn).  ...

Lees de bijdrage

Internationaal privaatrecht

Sortie du Royaume-Uni de l'Union européenne

· Guillaume Croisant

Après les nombreuses péripéties que l’on connaît, le Royaume-Uni a finalement quitté l’Union européenne le 31 Janvier 2020. Quels en sont les impacts pour le droit international privé ? L’accord de retrait (ou « Withdrawal Agreement ») prévoit tout d’abord une période de transition à compter de la date de son entrée en vigueur jusqu’au 31 décembre 2020, au cours de laquelle le droit européen reste applicable au Royaume-Uni et la Cour de justice reste compétente pour son interprétation. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 16 januari 2019 (nr. C.19.0294.N): buitengewone schuldvorderingen in de opschorting nader bepaald

· Inge Vandeplas

Binnen de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden schuldeisers met een zakelijke zekerheid gekwalificeerd als buitengewone schuldeisers in de opschorting. Over de invulling van zakelijke zekerheden is reeds wat inkt gevloeid (zie een eerdere blog over orb. Antwerpen 1 maart 2019 https://www.rdc-tbh.be/news/orb-antwerpen-afd-antwerpen-1-maart-2019-kwalificatie-buitengewone-schuldvorderingen-in-de-opschorting/ en de annotatie bij dit vonnis in nummer 2019/10 TBH). In het huidig arrest spreekt ook het Hof van Cassatie zich uit over een schuldvordering gewaarborgd door een pand op schuldvorderingen en in welke mate een pand op alle bestaande en toekomstige schuldvorderingen aanleiding kan geven tot een kwalificatie als een buitengewone schuldvordering. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 16 januari 2020: de kracht van het retentierecht

· Inge Vandeplas

Op 16 januari 2020 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de uitoefening van het retentierecht tijdens de faillissementsprocedure. De feiten waren als volgt: Verweerster oefende het retentierecht uit op bepaalde goederen van de schuldenaar ter garantie van een enkele onbetaalde facturen. Vervolgens werd de schuldenaar failliet verklaard en verweerster liet na om haar schuldvordering aan te geven in het faillissement. Hierna werd tussen de verweerster en de curatoren (eisers) overeengekomen om de goederen te verkopen, uit de koopsom het onbetwist gedeelte van de schuldvordering van de verweerster te betalen en het betwist gedeelte te storten op een geblokkeerde rekening in afwachting van de beslechting van de betwisting. De eerste rechter verklaarde de vordering van de verweerster gegrond en oordeelde dat het retentierecht rechtmatig werd uitgeoefend. Daarna verzetten de curatoren zich tegen de vrijgave van de geblokkeerde gelden, omdat de verweerster naliet aangifte te doen van haar schuldvordering in het faillissement zodat haar vordering is verjaard. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Bemiddeling bij de Ondernemingsrechtbank Antwerpen - Mededeling van 6 januari 2020

· . Library

De Belgische wetgever toont meer en meer belangstelling voor alternatieve geschillenbeslechting in het algemeen, en bemiddeling in het bijzonder. Zo kende de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen m.o.o. de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing (B.S. 7 februari 2018) nieuwe middelen toe aan de rechter om de minnelijke oplossing van geschillen te bevorderen. Art. 205 van de wet van 18 juni 2018 voegt een nieuw lid toe aan art. 444 Ger.W.: "Zij (advocaten) informeren de rechtszoekende over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening en elke andere vorm van minnelijke oplossing van geschillen. Indien zij van mening zijn dat een minnelijke oplossing van het geschil overwogen kan worden, trachten zij die in de mate van het mogelijke te bevorderen". Ook art. 731 Ger.W. ondergaat een verandering, in die zin dat het wordt vervangen door het volgende: "Het behoort tot de opdracht van de rechter om de partijen te verzoenen. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1724 tot 1737 kan iedere inleidende hoofdvordering tussen partijen die bekwaam zijn om een dading aan te gaan en betreffende zaken welke voor dading vatbaar zijn, op verzoek van een partij of met beider instemming vooraf ter minnelijke schikking worden voorgelegd aan de rechter die bevoegd is om in eerste aanleg ervan kennis te nemen. Behoudens in de gevallen bij de wet bepaald, kan de poging tot minnelijke schikking niet verplicht wordt gesteld". De wetgever voegt een nieuw art. 1723/1 aan het Ger.W. toe, dat stipuleert: "De bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen met de medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken". ...

Lees de bijdrage

Intellectuele eigendomrecht en technologie, Internationaal privaatrecht

HvJ beslist in AMS Neve (C-172/18) dat “targeting” kan volstaan voor internationale bevoegdheid bij online inbreuken op EU merken

· Judith Bussé

Op 5 september 2019 heeft het Europese Hof van Justitie (HvJ-EU) zich uitgesproken over de draagwijdte van artikel 97, lid 5 van de Gemeenschapsmerkenverordening nr. 207/2009 (thans artikel 125, lid 5 van de Uniemerkenverordening nr. 2017/1001) in een online context. Dit artikel bepaalt dat de rechterlijke instanties van de lidstaten waar een inbreuk op een merk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden, internationaal bevoegd zijn om zich hierover uit te spreken. ...

Lees de bijdrage