Actualiteit

Insolventie

Cass. 8 juni 2020, nr. C.19.0641.F/1: actio pauliana

· Inge Vandeplas

Dit arrest gaat over de mogelijke vergoeding van een schuldeiser die een succesvolle actio pauliana heeft ingesteld tegen zijn schuldenaar. Voorafgaand had de schuldenaar reeds een procedure van gerechtelijke reorganisatie doorlopen waarbij een collectief akkoord met de schuldeisers was gehomologeerd. Dit akkoord werd dan op zijn beurt ingetrokken door de ondernemingsrechtbank, waarna de onderneming in vereffening was gegaan. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 10 april 2020: kracht van gewijsde faillissementsvonnis

· Inge Vandeplas

In dit cassatiearrest oordeelt het Hof van Cassatie over het moment waarop een faillissementsvonnis in kracht van gewijsde gaat en de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen een faillissementsvonnis. ...

Lees de bijdrage

Mededinginsrecht en gereguleerde sectoren

L’interdiction des abus de dépendance économique confirmée mais reportée par le législateur

· contributeur invité gastcontributeur

La loi du 27 mai 2020 modifiant les lois du 4 avril 2019 modifiant le Code de droit économique en ce qui concerne les abus de dépendance économique, les clauses abusives et les pratiques du marché déloyales entre entreprises et du 2 mai 2019 portant modifications du livre Ier 'Définitions', du livre XV 'Application de la loi' et remplacement du livre IV 'Protection de la concurrence' du Code de droit économique a été publiée dans la deuxième édition du Moniteur belge de ce 29 mai 2020. L’effet pour le praticien est simple : l’entrée en vigueur de l’interdiction des abus de dépendance économique qui devait initialement se produire au 1er juin 2020 est postposée au 1er décembre 2020 au plus tard. Pourquoi cette entrée en vigueur vient-elle d’être retardée par le législateur ? ...

Lees de bijdrage

Bank en financieel recht

Naar een basisrecht op toegang tot geldautomaten en kosteloze geldopnames?

· Regine Feltkamp

Met een wetsvoorstel van 27 mei 2020 wordt voorgesteld via een wettelijke regeling te garanderen dat elke Belgische bank een billijke bijdrage levert opdat de burgers een minimaal aantal geldautomaten ter beschikking hebben en dat geldopnames kosteloos zouden zijn. Het voorstel steunt op de vaststelling dat de Belgische banken steeds meer hun klanten stimuleren om zelf de bankverrichtingen uit te voeren en, naast het sluiten van agentschappen, steeds meer geldautomaten weghalen, waardoor hele regio’s in België verstoken blijven van de bankdiensten die dergelijke automaten bieden. Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat de kosten om geld op te nemen steeds hoger worden. ...

Lees de bijdrage

Bank en financieel recht

Naar een een basisrecht op toegang tot geldautomaten en kosteloze geldopnames?

· Regine Feltkamp

Met een wetsvoorstel van 27 mei 2020 wordt voorgesteld via een wettelijke regeling te garanderen dat elke Belgische bank een billijke bijdrage levert opdat de burgers een minimaal aantal geldautomaten ter beschikking hebben en dat geldopnames kosteloos zouden zijn. Het voorstel steunt op de vaststelling dat de Belgische banken steeds meer hun klanten stimuleren om zelf de bankverrichtingen uit te voeren en, naast het sluiten van agentschappen, steeds meer geldautomaten weghalen, waardoor hele regio’s in België verstoken blijven van de bankdiensten die dergelijke automaten bieden. Tegelijkertijd wordt vastgesteld dat de kosten om geld op te nemen steeds hoger worden. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Betalingstermijn van grote ondernemingen aan KMO’s maximum 60 dagen

· Olivier Vanden Berghe

Krachtens de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand in handelstransacties is de gemeenrechtelijke betalingstermijn tussen ondernemingen dertig dagen, maar kan een langere betalingstermijn worden overeengekomen (die zelfs langer dan zestig kalenderdagen kan zijn) welke door de rechter evenwel kan gematigd worden bij kennelijke onbillijkheid. Indien de schuldeiser een kmo is en de schuldenaar geen kmo is geldt een nieuwe beperking voor overeenkomsten gesloten vanaf 29 april 2020: de overeengekomen betalingstermijn kan nooit meer dan zestig dagen zijn. Elk beding dat voorziet in een langere betalingstermijn wordt voor niet geschreven gehouden. Dit werd ingevoerd in de wet van 28 mei 2019 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2019). In de gevallen waar de overeenkomst voorziet dat de betalingstermijn pas ingaat na een aanvaarding of een controle van de conformiteit van de goederen of diensten, kan de maximumduur van deze procedure in geen geval meer dan dertig kalenderdagen bedragen als de schuldeiser een kmo is. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Cass. 7 février 2020 - Pas de quasi-immunité de l'agent d'exécution pour le gestionnaire de réseau de transport d'électricité

· Jonas Vansevenant

Dans un arrêt du 7 février 2020 la Cour de cassation s'est prononcée sur la possibilité pour Elia, le gestionnaire du réseau de transport d'électricité, d'invoquer la quasi-immunité de l'agent d'exécution, contre la demande d'un propriétaire d'une installation connectée au réseau de dristribution. Recybois SA est la propriétaire d’une installation de cogénération d’électricité au départ de déchets de bois, qui lui permet de produire l’électricité nécessaire à l’exploitation de son entreprise  et de revendre l’électricité supplémentaire à un fournisseur d’électricité (SPE, le prédécesseur d'EDF Luminus). Recybois avait conclu un contrat de raccordement avec le gestionnaire de réseau de distribution locale, Interlux, et un contrat avec SPE pour la revente de l’électricité. Recybois soutenait que ses installations étaient endommagées ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Cass. 7 février 2020 : la responsabilité du commettant pour ses préposés peut être invoquée par un préposé contre son propre employeur

· Jonas Vansevenant

Dans un jugement du 11 février 2019 le tribunal de première instance du Luxembourg, statuant en degré d’appel avait rejeté une demande fondée sur l’article 1384, alinéa 3 du code civil (la responsabilité du commettant). Un ouvrier occupé sur un chantier avait été heurté par un véhicule dans un accident de la circulation. L’assureur du conducteur avait indemnisé la personne blessée sur base de l’article 29bis de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automobiles, et se voyait par conséquence subrogé dans les droits de la victime. Puisque l'accident avait été causé par la faute d’un autre ouvrier du même employeur , donc un collègue de la victime, l’assureur avait introduit une action contre l’employeur sur base de l’article 1384, alinéa 3 du code civil. Le tribunal de première instance avait toutefois rejeté l’action subrogatoire au motif que «le dommage causé au préposé par un autre préposé n’est pas un dommage causé par un tiers». ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Cass. 7 février 2020: la responsabilité de l'employeur pour le dommage causé par ses employés peut être invoquée par un autre employé de ce même employeur

· Jonas Vansevenant

Dans un jugement du 11 février 2019 le tribunal de première instance du Luxembourg, statuant en degré d’appel avait rejeté une demande fondée sur l’article 1384, alinéa 3 du code civil (la responsabilité du commettant). Un ouvrier occupé sur un chantier avait été heurté par un véhicule dans un accident de la circulation. L’assureur du conducteur avait indemnisé la personne blessée sur base de l’article 29bis de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité en matière de véhicules automobiles, et se voyait par conséquence subrogé dans les droits de la victime. Puisque l'accident avait été causé par la faute d’un autre ouvrier du même employeur , donc un collègue de la victime, l’assureur avait introduit une action contre l’employeur sur base de l’article 1384, alinéa 3 du code civil. Le tribunal de première instance avait toutefois rejeté l’action subrogatoire au motif que «le dommage causé au préposé par un autre préposé n’est pas un dommage causé par un tiers». ...

Lees de bijdrage

Vennootschapsrecht

Omzetting herziene aandeelhoudersrichtlijn en reparaties WVV

· David Haex

Wet van 28 april 2020 tot omzetting van Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft, en houdende diverse bepalingen inzake vennootschappen en verenigingen (BS 6 mei 2020) Op 28 april 2020 werd Richtlijn (EU) 2017/828 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het bevorderen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft omgezet in het Belgische recht. De wet bevat tal van nieuwe regels inzake 1) het remuneratieverslag/beleid, 2) transacties met verbonden partijen, 3) vereenvoudiging van identificatie van aandeelhouders en informatie-uitwisseling, alsook 4) transparantievereisten voor institutionele beleggers, vermogensbeheerders en volmachtadviseurs. Artikel 3:6, § 3 Wetboek Vennootschappen en Verenigingen (WVV) verplicht genoteerde vennootschappen (zie art. 1:11 WVV voor de definitie) om in hun verklaring inzake deugdelijk bestuur (dat deel uitmaakt van het jaarverslag) een remuneratieverslag op te nemen. Deze verplichting heeft betrekking op de remuneratie van ((niet-)uitvoerende) bestuurders, andere leiders en personen belast met het dagelijks bestuur. De wet van 28 april 2020 verplicht genoteerde vennootschappen om meer gedetailleerde informatie in het remuneratieverslag op te nemen, en dit op individuele basis. De individuele weergave van de remuneratie is van toepassing op zowel de bestuurders in de directieraad en in de raad van toezicht (in een two-tier structuur) en personen belast met het dagelijks bestuur, maar niet op het management onder de raad van bestuur (in een one-tier structuur). Het remuneratieverslag dient bijkomend onder meer de jaarlijkse verandering in de remuneratie te beschrijven alsook de ratio tussen het meest betaalde directielid en de minst betaalde werknemer. Deze verplichting is van toepassing op het remuneratieverslag dat betrekking heeft op het eerste boekjaar dat begint na 30 juni 2019. De wet van 28 april 2020 voert tevens voor genoteerde vennootschappen de verplichting in om een formeel remuneratiebeleid vast te stellen (nieuw art. 7:89/1 WVV). Het formeel remuneratiebeleid heeft betrekking op de remuneratie van ((niet-)uitvoerende) bestuurders, andere leiders en personen belast met het dagelijks bestuur. Het dient onder meer de verschillende onderdelen van de vaste en variabele remuneratie te beschrijven; een toelichting te geven van hoe rekening is gehouden met de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers van de vennootschap bij de vaststelling van het remuneratiebeleid; uitleg te verschaffen bij de criteria voor de toekenning van variabele remuneratie (indien van toepassing); informatie te geven omtrent de wacht- en/of retentieperioden bij de toekenning van op aandelen gebaseerde remuneratie (indien van toepassing); een omschrijving te geven omtrent de opzegtermijnen, aanvullende pensioenregelingen, vertrekvergoedingen enz, alsook informatie omtrent het besluitvormingsproces voor vaststelling, herziening en uitvoering van het remuneratiebeleid. Het formeel remuneratiebeleid moet goedgekeurd worden door de algemene vergadering (ten laatste voor het eerst ter gelegenheid van de algemene vergadering die beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag van het eerste boekjaar dat begint na 30 juni 2019). Bij iedere materiële wijziging en ten minste om de vier jaar wordt het remuneratiebeleid opnieuw ter goedkeuring aan de algemene vergadering voorgelegd. Het formeel remuneratiebeleid moet gepubliceerd worden op de website van de genoteerde vennootschap. De wet van 28 april 2020 vernieuwt de belangenconflictenregel die van toepassing is bij transacties met verbonden partijen (art. 7:97 WVV). Hoewel de bestaande procedure grotendeels behouden blijft, vallen er wel een aantal wijzigingen te noteren. Het begrip "verbonden partij" wordt verbreed (gebaseerd op IAS 24). Indien de verbonden partij een bestuurder is kan deze niet deelnemen aan de beraadslaging, noch aan de stemming over de transactie. Het is overigens niet langer verplicht om een onafhankelijke deskundige aan te stellen. De raad van bestuur moet voortaan wel een interne procedure vaststellen om periodiek te beoordelen of aan de voorwaarden omtrent de vrijstellingen voor de toepassing van de belangenconflictenprocedure is voldaan. Alle beslissingen of verrichtingen waarop de belangenconflictenprocedure wordt toegepast moeten openbaar worden aangekondigd, uiterlijk op het moment dat de beslissing wordt genomen of de verrichting wordt aangegaan. De vernieuwde regeling is van toepassing vanaf 16 mei 2020. De wet van 28 april 2020 repareert ook enkele technische punten van het nieuwe WVV en aanverwante wetten. Deze wijzigingen zijn reeds van toepassing vanaf 6 mei 2020. F. Hoogendijk en D.Haex ...

Lees de bijdrage