Actualiteit

Algemeen handelsrecht

Kan de opgezegde contractspartij haar recht op opzegvergoeding verliezen door haar houding na de opzegging? - Cass. 13 januari 2022

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 13 januari 2022 (C.21.0357.N) heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over volgende vraag bij de opzegging van een overeenkomst van onbepaalde duur: kan de opgezegde partij haar recht op een opzegvergoeding verliezen door de houding die zij aanneemmt na opzegging ? Het geschil had betrekking op een overeenkomst tussen de VZW Kristelijk Medico-Sociaal Leven en een tandarts. De overeenkomst was ongeschreven, van onbepaalde duur, en liep reeds meer dan 25 jaar. De VZW had per email van 2 december 2013 meegedeeld dat haar raad van bestuur had beslist beslist "om de samenwerking met u op korte termijn te beëindigen", met uitnodiging aan de tandarts om contact op te nemen om de timing en modaliteiten van de stopzetting van de samenwerking te bespreken. Ofschoon de kennisgeving nog niet meldde wanneer de samenwerking precies zou eindigen, oordeelde het hof van beroep te Antwerpen op basis van de concrete feiten dat de VZW effectief was overgegaan tot opzegging van de overeenkomst, zonder dat de de gesprekken nadien over de modaliteiten hieraan afbreuk deden. Toch heeft het hof van beroep de vordering van de tandarts tot een opzegvergoeding afgewezen ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 2 december 2021, nr. C.21.0052.N: restitutie na cassatie

· Inge Vandeplas

De feiten ten grondslag aan dit arrest zijn als volgt. In 2015 zinkt het schip van eisers ter hoogte van Zeebrugge en worden eisers veroordeeld tot de berging van het schip. Dit vonnis wordt bevestigd door het hof van beroep te Gent, waarna eisers overgaan tot de berging in 2016. Zij sluiten hiervoor een contract met een gespecialiseerde onderneming die de berging uitvoert. Echter, in 2017 wordt het arrest van het hof van beroep vernietigd door een arrest van het Hof van Cassatie, waarna eisers zich terug richten tot verweerders tot terugbetaling van de bergingskosten. De eisers laten hiervoor een bevel tot betaling betekenen aan de verweerders. Deze laatsten tekenen tegen dit bevel tot betaling verzet aan bij beslagrechter, die op zijn beurt dit verzet gegrond verklaard. Ten slotte, richtten eisers zich tot het Hof van Cassatie ter vernietiging van dit arrest. ...

Lees de bijdrage

Insolventie

Cass. 2 december 2021: bewijslast bij bestuurdersaansprakelijkheid faillissement

· Inge Vandeplas

Op basis van artikel 265, 1ste lid  van het oude W. Venn. (thans art. XX.225 WER) kunnen "de zaakvoerders of gewezen zaakvoerders, alsmede alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, persoonlijk en al dan niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van de schulden van de vennootschap ten belope van het tekort, indien komt vast te staan dat een door hen begane, kennelijk grove fout heeft bijgedragen tot het faillissement." Bestuurders kunnen worden vrijgesteld van deze aansprakelijkheid, indien "de gefailleerde onderneming over de drie boekjaren voor het faillissement, of, indien de onderneming sedert minder dan drie jaar is opgericht, alle boekjaren voor het faillissement, een gemiddelde omzet van minder dan 620 000 euro, buiten de belasting over de toegevoegde waarde, heeft verwezenlijkt en wanneer het totaal van de balans bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan 370 000 euro." De vraag voor het Hof van Cassatie is bij wie de bewijslast ligt om aan te tonen dat de bestuurder wel of niet aan deze voorwaarden voldoet om te ontsnappen of net in aanmerking te komen voor deze bestuurdersaansprakelijkheid. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

De verjaring van de verbintenis zonder tijdsbepaling begint in de regel reeds te lopen vanaf haar ontstaan- Cass. 9 december 2021

· . Library

In een Cassatiearrest van 9 december 2021 (C.21.0075.N) oordeelde het Hof van Cassatie over het ogenblik waarop de verjaring van een verbintenis zonder tijdsbepaling begint te lopen. Het onderliggende bodemgeschil was er één tussen ouders en hun zoon. De ouders hadden op  1 maart 2004 schriftelijk verklaard een bedrag van €450.000 verschuldigd te zijn aan hun zoon.  Er was echter geen betalingstermijn voorzien.  Op 30 augustus 2013  richtte de zoon via diens raadsman een ingebrekestelling aan zijn ouders.  Daar werd geen gevolg aan gegeven, en op 20 juli 2018 ging de zoon over tot dagvaarding. De ouders beargumenteerden dat de vordering verjaard zou zijn gelet op de gemeenrechtelijke tienjarige verjaringstermijn van artikel 2262bis, §1 oud BW. Er was namelijk meer dan 10 jaar verstreken tussen de schriftelijke schulderkentenis en de dagvaarding.  De appelrechters haalden artikel 2257 oud BW  aan, waaruit ze afleidden dat de verjaring pas begint te lopen vanaf het moment dat de vordering opeisbaar is. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Le juge peut refuser de reconnaître l'acte désavoué sans devoir procéder à la vérification d'écriture - Cass. 29 octobre 2021

· . Library

Selon l'article 1324 de l'ancien Code Civil "dans le cas où la partie désavoue son écriture ou sa signature, et dans le cas où ses héritiers ou ayants cause déclarent ne les point connaître, la vérification en est ordonnée en justice." Dans un arrêt du 29 octobre 2021 (C.21.0026.F) la Cour de cassation a statué que la procédure de la vérification d'écriture ne s'impose pas à chaque fois qu'une partie désavoue son écriture. L'affaire au fond portait sur une convention de cession d’actions. Une première convention actait un prix de cession de € 25.000,  alors qu'une deuxième convention, datée de 4 mois plus tard, mentionnait un prix de € 250.000. Selon le vendeur, la première convention était antidatée, et signée au même moment que la seconde convention. L'acheteur aurait voulu, par une simulation, cacher le prix de l'achat à son épouse. L'acheteur quant à lui désavouait la signature de la seconde convention. La cour d'appel de Mons avait décidé que la preuve de l'existence de la seconde convention ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Opheffing sanctie van onontvankelijkheid bij gebrek aan inschrijving voor de juiste activiteit in de KBO - Hof van Cassatie verduidelijkt overgangsrecht

· . Library

Tot 27 mei 2019 was in artikel III.26, §2 Wetboek Economisch Recht (WER) een  procedurele sanctie voorzien voor de eisende onderneming die weliswaar ingeschreven is in de Kruispuntbank der Ondernemingen, maar die haar vordering baseert op een activiteit waar zij bij datum van inleiding van de vordering niet voor is ingeschreven. Een dergelijke vordering was onontvankelijk, tenzij het gebrek aan inschrijving niet voor iedere andere exceptie of verweermiddel werd ingeroepen. De bepaling die deze sanctie bevatte, werd verwijderd door de wet van 2 mei 2019, met inwerkingtreding op 27 mei 2019. De wet van 2 mei 2019 bevatte geen bijzondere overgangsbepalingen. Daarom geldt dus in principe artikel 3 van het Gerechtelijk Wetboek: de nieuwe procesrechtelijke wet is in beginsel onmiddelijk van toepassing, en dat ook op de hangende geschillen. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Fraus omnia corrumpit vormt geen beletsel voor de proportionele bijdrageplicht bij opzettelijke samenlopende fouten - Cass. 30 september 2021

· . Library

Een cassatiearrest van 30 september 2021, C.20.0591.N, verschaft duidelijkheid over de (niet-)toepassing van het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit tussen de verschillende daders bij samenlopende opzettelijke fouten. Aan de oorsprong van het besproken Cassatiearrest, lag een geval van verzekeringsfraude bij het afsluiten van een autoverzekering bij AXA. Enkel de zoon van de verzekerde was vermeld als niet-regelmatige bestuurder. Het Cassatiearrest impliceert dat er in werkelijkheid andere (al dan niet regelmatige) bestuurders waren, die opzettelijk niet waren vermeld door de verzekerde. Toen het tot een auto-ongeval kwam, heeft AXA het slachtoffer (derde) vergoed, maar eiste zij de uitgekeerde bedragen terug van de verzekerde. De verzekerde had op zijn beurt een vordering ingesteld tegen de verzekeringsmakelaar, om de terug te betalen gelden (deels) vergoed te zien, wegens de medewerking van die laatste aan de verzekeringsfraude. ...

Lees de bijdrage

Mededinginsrecht en gereguleerde sectoren

La Cour de Justice de l’Union européenne précise qu’une filiale peut sous certaines conditions être tenue pour responsable des pratiques anticoncurrentielles de sa société mère

· Marie Vandenneucker

Dans le cadre d’une procédure préjudicielle initiée par une juridiction nationale espagnole dans le contexte du cartel des camions (Affaire AT.39824 – Camions), la Cour de Justice de l’Union européenne a apporté des précisions sur l’interprétation des notions d’« entreprise » et d’« unité économique » dans le cadre d’actions en responsabilité de victimes d’infractions au droit de la concurrence. ...

Lees de bijdrage

Verzekeringen

Modification de la directive relative à l’assurance de la responsabilité civile automobile

· Béatrice Toussaint

La directive 2021/2118 (1) modifie de manière significative la directive 2009/103/CE (2) concernant l’assurance de la responsabilité civile automobile notamment en renforçant la collaboration entre les Etats membres pour garantir une indemnisation plus rapide des personnes lésées, lutter contre la non-assurance des véhicules, renforcer les droits des preneurs d’assurances par diverses mesures. ...

Lees de bijdrage

Algemeen handelsrecht

Covid en sluiting winkels - financiële schade gelijk te verdelen tussen verhuurder en huurder - Rb. Antwerpen 15 november 2021

· Olivier Vanden Berghe

De verplichte sluiting van winkels tussen 18 maart en 11 mei 2020 (MB van 18 maart 2020) heeft de relaties tussen verhuurders en huurders zwaar op de proef gesteld. Tussen partijen die geen akkoord vonden om deze moeilijkheden te overbruggen, waren de standpunten vaak radicaal tegenovergesteld: de huurder stelde door de verplichte sluiting geen huur verschuldigd te  zijn, terwijl de verhuurder stelde het pand nog steeds ter beschikking te stellen, zodat niets de betaling van de huur in de weg stond. Vrederechters hebben in de afgelopen maanden op uiteenlopende wijze deze geschillen beslecht. De vrederechter van het derde kanton te Antwerpen had Hema België veroordeeld tot betaling van de huur voor de winkel gelegen in shopping Den Tir ondanks de verplichte sluiting.  De verhuurder had geweigerd af te zien van de huuur, verwijzend naar de investeringsverbintenissen die op hem rustten. In een vonnis van 15 november 2021 (21/317/A) oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen er anders over in beroep. ...

Lees de bijdrage