In twee recente arresten heeft het Hof van Cassatie haar rechtspraak bevestigd over enerzijds artikel 62, tweede lid Wet Verzekeringen (“W.Verz.“) inzake grove schuld, en anderzijds artikel 59 W.Verz. inzake de opzettelijke verzwijging, en dit in de context van combinatiepolissen.
In haar arrest van 4 juni 2020 (C.19.0066.N) doet het Hof uitspraak over artikel 62, tweede lid W.Verz., dat bepaalt dat de verzekeraar de schade dekt veroorzaakt door de schuld, zelfs de grove schuld, van de verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde. De verzekeraar kan zich echter van zijn verplichtingen bevrijden voor de gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst zijn bepaald. Het Hof van Cassatie benadrukt dat hieruit volgt dat de verzekeraar zich niet van zijn verplichtingen kan bevrijden voor de gevallen van grove schuld die in algemene bewoordingen zijn opgesteld.
Het cassatieberoep tegen het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 28 juni 2018 wordt verworpen, nu de appelrechters hun beslissing naar recht verantwoorden wanneer zij vaststellen dat volgend beding in te algemene bewoordingen is opgesteld en niet ingeroepen kan worden tegen de verzekerde: “Worden beschouwd als “zware fouten”: (…) elke tekortkoming aan wetten, regels of gebruiken eigen aan de verzekerde activiteit waarbij voor ieder met de materie vertrouwd persoon het duidelijk moet zijn dat hieruit haast onvermijdelijk schade moet ontstaan. Het betreft onder meer het manifest niet innen van belastingen, contributies of andere heffingen“. De beslissing van de appelrechters dat ‘de loutere toevoeging alhier in artikel 3a van de bepaling “Het betreft onder meer het manifest niet innen van belastingen, contributies of andere heffingen” niet wegneemt dat het nog steeds te algemeen geformuleerd is’ wordt aldus door het Hof van Cassatie bevestigd.
Met deze uitspraak bevestigt het Hof van Cassatie haar rechtspraak inzake artikel 62, tweede lid W.Verz. (zie o.m. Cass. 16 maart 2018, C.17.0428.F; Cass. 4 december 2013, P.13.0285.F).
In haar arrest van 7 september 2020 (C.19.0632.N) doet het Hof uitspraak over de artikelen 58, 59 en 66 W.Verz.. Artikel 58 W.Verz. legt een mededelingsplicht op aan de verzekeringnemer bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst voor wat betreft de hem bekende omstandigheden die ‘redelijkerwijs’ beschouwd moeten worden als ‘gegevens die van invloed kunnen zijn op de risicobeoordeling door de verzekeraar’. In geval van een opzettelijke tekortkoming aan deze verplichting, waarbij de verzekeraar misleid wordt in zijn risicobeoordeling, voorziet artikel 59 in de nietigheid van de overeenkomst.
Voor combinatiepolissen bepaalt artikel 66, derde lid W.Verz. dat de grond van nietigheid betreffende één van de prestaties niet geldt voor de gehele overeenkomst. In een combinatiepolis verbindt de verzekeraar zich in eenzelfde overeenkomst tot verschillende prestaties, hetzij vanwege de gegeven dekking, hetzij vanwege de verzekerde risico’s. Typevoorbeeld is de autoverzekering met zowel waarborgen BA motorrijtuigen als eigen schade. In casu ging het om een woningverzekering waarin o.m. een verzekering tegen het risico brand was voorzien, alsook een verzekering van de inboedel.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat uit de samenhang tussen voormelde bepalingen volgt dat, “wanneer de overeenkomst strekt tot verzekering van verschillende risico’s en de verzwijging of de onjuiste mededeling enkel van invloed is geweest op de beoordeling van één of sommige van deze risico’s, de nietigverklaring van de overeenkomst moet worden beperkt tot de verzekering van de risico’s waaromtrent de verzekeraar is misleid. De verzekeringsovereenkomst kan enkel geheel worden nietig verklaard wanneer de verzwijging of de onjuiste mededeling van invloed is geweest op alle verzekerde risico’s“.
De appelrechters die in casu “de gehele verzekeringsovereenkomst nietig verklaren zonder na te gaan of de bedrieglijke verzwijging van het illegale en niet-regulariseerbare karakter van de houten chalet van invloed is geweest op de beoordeling van alle verzekerde risico’s“, verantwoorden volgens het Hof hun beslissing niet naar recht.
Het Hof had in het arrest van 9 juni 2006 (C.04.0404.F) reeds geoordeeld dat bij verzwijging de nietigheid van de overeenkomst beperkt is tot de verzekering van de risico’s waaromtrent de verzekeraar is misleid, evenwel zonder verwijzing naar artikel 12 Wet Landverzekeringsovereenkomst, thans artikel 66 W.Verz.. Hierbij moet vermeld worden dat dit arrest van 2006 destijds op enige kritiek in de rechtsleer onthaald werd (zie o.m. J.-L. FAGNART, DCCR 2007, afl. 74, 104; C. PARIS, RGAR 2008, afl. 7, 14418 ). Het Hof van Cassatie bevestigt evenwel haar rechtspraak met dit arrest van 7 september 2020.