Op 5 juni 2024 werd de wet van 3 mei 2024 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van terrorisme (‘Wet Schadeloosstelling Terrorisme’) gepubliceerd. Deze wet is op 15 juni 2024 in werking getreden en heft de vroegere Wet Terrorismeschade van 1 april 2007 op, zij het dat de Wet Terrorismeschade van toepassing blijft voor aanslagen die vóór de inwerkingtreding hebben plaatsgevonden. Hierna worden enkele krachtlijnen van de (niet steeds eenvoudig te doorgronden) nieuwe wet besproken, met aandacht voor nieuwigheden die ten opzichte van de wet van 2007 zijn doorgevoerd.
Het systeem van de verplichte dekking van schade veroorzaakt door terrorisme in bepaalde verzekeringen (arbeidsongevallen, WAM, objectieve BA brand en ontploffing, brand eenvoudige risico’s, ongevallen, ziekte en leven) blijft behouden. Ook de definitie van het begrip ‘terrorisme’ is behouden in de nieuwe wet, maar thans is voorzien dat bij KB, vastgesteld in overleg in de Ministerraad en na advies van OCAD en het federaal parket, zal worden erkend of een bepaalde daad een daad van terrorisme uitmaakt. Deze werkwijze komt in de plaats van de beslissing genomen door het Comité over de eventuele erkenning als terrorisme.
Het doel van de Wet Schadeloosstelling Terrorisme is om te voorzien in een kader voor de vergoeding van schade door terrorisme aan slachtoffers (m.u.v. (mede)daders of medeplichtigen), met inbegrip van slachtoffers, en dat is nieuw, die zich niet op (volledige) verzekeringsdekking kunnen beroepen voor wat betreft hun lichamelijke schade, inclusief morele schade (zgn. solidariteitsregeling). Deze solidariteitsregeling geldt voor slachtoffers met en zonder gewone verblijfplaats in België, zij het dat er in geval van terrorisme in het buitenland slechts vergoeding is voor niet-ingezetenen met de Belgische nationaliteit. Bovendien treedt de regeling voor niet-ingezetenen pas in werking na inwerkingtreding van een KB dat een dubbele schadevergoeding met het land van gewone verblijfplaats van het slachtoffer moet voorkomen. Indien dit KB niet tijdig zou worden aangenomen, geldt de solidariteitsregeling in ieder geval twee jaar na inwerkingtreding van de nieuwe wet.
Ook nieuw is dat voor de schadeloosstelling van lichamelijke schade voorzien wordt in een cascadesysteem waarbij een zgn. ‘aangestelde verzekeraar’ wordt aangeduid, die instaat voor de beoordeling van de schade en indien nodig de aanstelling van een expert, alsook de vergoeding van de schade krachtens de wet. Wanneer het slachtoffer zich kan beroepen op een dekking ‘arbeidsongeval’ of ‘ongeval op de weg van en naar het werk’, is die aangestelde verzekeraar de arbeidsongevallenverzekeraar (publieke of private sector). Wanneer een slachtoffer zich niet op deze dekking kan beroepen, maar verzekerde is in een verzekeringsovereenkomst BA privéleven, is de aangestelde verzekeraar de verzekeraar BA privéleven. Indien ook die dekking niet voorhanden is, duidt het Belgisch Gemeenschappelijk Waarborgfonds een verzekeraar BA privéleven aan als aangestelde verzekeraar. Dit cascadesysteem laat evenwel de mogelijkheid van een slachtoffer om zich tot zijn persoonlijke verzekeraar te wenden, onverlet (d.i. ‘elke verzekeraar tot wie het slachtoffer zich, op grond van een verzekeringsovereenkomst die geen aansprakelijkheidsverzekeringsovereenkomst is, als begunstigde van die verzekeringsovereenkomst kan wenden’). Beroepsvereniging Assuralia werkte voor de toepassing van dit cascadesysteem een interactieve wegwijzer uit.
Zoals onder de Wet Terrorismeschade van 2007 wordt voorzien in een absoluut maximumbedrag dat per kalenderjaar ter beschikking wordt gesteld voor schade veroorzaakt door een daad van terrorisme (nu 1,7 miljard euro, bedrag te indexeren). Nieuw is dat voorzien wordt in een sub-plafond voor als er in één jaar meerdere aanslagen zouden zijn. Voor deze plafonds geldt, zoals onder de oude wet, het principe van de gezamenlijke dekking van terrorismeschade door de verzekeraars die lid zijn van de vzw TRIP en de Belgische Staat, volgens een in overleg te bepalen aandeel. Het Comité bepaalt nog steeds het (voorlopige) percentage van schadeloosstelling voor een daad van terrorisme en de nieuwe wet stelt nu ook expliciet dat de deelnemers in de vzw TRIP schadeloosstellingen betalen ten belope van dit percentage (hetgeen in de praktijk al realiteit was onder de wet van 2007). Voor verzekeraars die lid zijn van de vzw TRIP (lidmaatschap was en is niet verplicht) blijft voorts gelden dat de vzw de schadeloosstellingen die door deelnemers zijn uitgekeerd, verdeelt over alle deelnemers (mutualisering).
Nieuw is tot slot dat een verjaringstermijn van tien jaar vastgelegd wordt voor de indiening van een vraag tot schadeloosstelling voor lichamelijke schade vanaf de bekendmaking van het KB dat een daad van terrorisme erkent. Deze verjaring loopt (onder meer) niet tegen het slachtoffer dat zich door overmacht in de onmogelijkheid bevindt om tijdig op te treden. Het slachtoffer dat lijdt aan een door een aanslag veroorzaakte posttraumatische stressstoornis, wordt vermoed zich in een dergelijke onmogelijkheid te bevinden.