Ingevolge de wet van 14 augustus 2021 tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002, mag de conventionele betalingstermijn in handelstransacties nooit meer dan 60 dagen bedragen. Een beding in een overeenkomst dat voorziet in een langere betalingstermijn wordt voor niet geschreven gehouden. Ten gunste van KMO’s was dit plafond al ingevoerd bij wet van 2019. Nu wordt dit plafond uitgebreid naar alle ondernemingen.
De wet trad in werking op 1 februari 2022. Op een parlementaire vraag antwoordde de Minister van Economie Pierre-Yves Dermagne op 2 februari 2022 dat aangezien de wettekst geen specifieke regelgeving bevat, deze dwingende wetgeving onmiddellijk van toepassing is op lopende overeenkomsten. Hij voegde eraan toe: “Vooraleer uitzonderingen te overwegen, wil ik eerst de impact van deze nieuwe wetgeving afwachten, maar ik ben bereid om aanpassingen te doen.” De wet bepaalt inderdaad dat een Koninklijk Besluit kan voorzien in uitzonderingen.
De Minister meldt dat “de wet inzake de betalingsachterstand van handelstransacties er kwam ingevolge de omzetting van een Europese richtlijn, zodat er overal in de Europese Unie een vergelijkbare bescherming bestaat”. Het plafond van 60 dagen is echter niet vervat in de richtlijn.
Het is onduidelijk of de onmiddellijke inwerkingtreding van dit veralgemeend 60 dagen plafond op lopende contracten werkelijk de bedoeling was van de wetgever of eerder een gevolg is van onoplettendheid bij de redactie van de wet. De initiële wet van 2002 (omzetting van de richtlijn) was niet van toepassing op lopende contracten, tenzij na twee jaar respijttermijn. Ook toen in 2019 het plafond van 60 dagen als betalingstermijn werd ingevoerd ten gunste van KMO’s, was dit niet toepasselijk op lopende contracten. Andere wetten omtrent onrechtmatige bedingen voorzien evenmin een toepassing op bestaande contracten, bv. de wetgeving inzake onrechtmatige b2b bedingen, het wetsvoorstel Boek 5 Nieuw Burgerlijk Wetboek.