Actualiteit

Insolventie

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels en barema’s tot bepaling van de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen

Op 1 mei 2018 is ook een nieuw Koninklijk Besluit voor de kosten en het ereloon van de insolventiefunctionarissen in werking getreden. In dit KB wordt de oude regeling voor wat betreft het ereloon van de curator en de gerechtsmandataris samengevoegd en punctueel gewijzigd.

Het ereloon van de curator zal nog steeds worden berekend op basis van de teruggeïnde en de gerealiseerde activa (art. 4, §1, 1° KB). Nieuw is echter dat het ereloon nu ook de administratieve kosten zal dekken die rechtstreeks verband houden met de afwikkeling van het faillissement (art. 4, §2 KB). Deze wijziging wordt ook doorgetrokken in artikel 5 KB waarin wordt gesteld dat het ereloon een vergoeding is voor zowel de prestaties die de curator gewoonlijk verricht in het kader van een normale vereffening (1°), als de administratieve kosten (2°). Bijgevolg zal de curator niet langer de mogelijkheid hebben om een forfaitaire en afzonderlijke vergoeding te vorderen voor administratieve kosten. Het ereloon wordt nog steeds proportioneel berekend op alle bedragen die naar aanleiding van het faillissement aan de boedel te beurt zijn gevallen (art. 6, §1 KB), maar de ondernemingsrechtbank beschikt nu over een correctiecoëfficiënt om het ereloon te vermeerderen of verminderen op basis van de complexiteit van het faillissement en activa gerealiseerd door vorderingen ingesteld door de curator voor bestuurdersaansprakelijkheid (art. 6, §3 KB). De enige andere kosten die op de boedel kunnen worden aangerekend zijn de retributies en andere kosten die voortvloeien uit de toepassing van de wet of bijzondere uitgaven, zoals erelonen en kosten aan derden, waarbij toestemming moet worden gevraagd aan de rechter-commissaris (art. 7, §2 KB).

Het afzonderlijk ereloon voor de realisatie van activa bezwaard met een hypotheek of onroerend voorrecht blijft behouden (art. 8 KB). Ten slotte heeft de curator nog steeds recht op een forfaitaire vergoeding in het geval het actief niet volstaat om de nodige vergoedingen van de curator te dekken. De praktijk bestond reeds om de curator in dergelijke gevallen een ereloon te betalen. Deze vergoeding  is nu in het KB ingeschreven en vastgesteld op 1000 euro (art. 9 KB).

De artikelen aangaande de berekening van het ereloon van de insolventiefunctionaris zijn in grote mate gebaseerd op het KB aangaande de kosten en het ereloon van de gerechtsmandatarissen, maar verduidelijken een aantal elementen. Net zoals de gerechtsmandataris zal de insolventiefunctionaris zelf een schatting van zijn ereloon moeten maken op basis van een aantal parameters, welke nu uitdrukkelijk zijn aangegeven in het KB (art. 11, §1 en §2 KB). Deze schatting mag nog steeds worden aangepast, indien de insolventiefunctionaris vaststelt dat zijn ereloon de schatting zal overstijgen (art. 12 KB). Ook het voorschot (beperkt tot ¾ van het volledige bedrag) op het ereloon blijft behouden (art. 13 KB), maar de vordering kan nu worden ingesteld op eender welk tijdstip. Ten slotte zijn de gronden waarop de ondernemingsrechtbank de eindrekening kan verantwoorden (gepresteerde uren, prestaties en gemaakte kosten) nu duidelijker omschreven (art. 14 KB).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *