In 2010 kende Regione Marche staatssteun toe aan het Iatliaanse Nerea SpA. Initieel werd deze staatssteun geacht onder het toepassingsgebied te vallen van Verordening 800/2008 waarbij bepaalde categorieën van steun verenigbaar worden geacht met de gemeenschappelijke markt (hierna, Vo 800/2008). Echter, op 11 februari 2015 leidde Regione Marche een procedure in tot terugvordering van de staatssteun vanwege een verzoek tot preventief akkoord in hoofde van Nerea op 24 december 2013.
De terugvordering van de staatssteun is gebaseerd op artikel 1, lid 6, c) Vo 800/2008 dat steun aan ondernemingen in moeilijkheden van het toepassingsgebied uitsluit. Artikel 1, lid 6, c) moet samen worden gelezen met artikel 1, lid 7 Vo 800/2008. In lid 7 wordt het begrip “onder onderneming in moeilijkheden” verduidelijkt. Voor dit arrest is voornamelijk punt c) van lid 7 interessant, waarin een onderneming wordt geacht een onderneming in moeilijkheden te zijn wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet: “ongeacht de vorm van de betrokken onderneming: wanneer de onderneming naar zijn nationale recht aan de voorwaarden voldoet om aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen.” Volgens Regione Marche moet het verzoek tot een preventief akkoord in hoofde van Nerea gezien worden als een collectieve insolventieprocedure onder artikel 1, lid 7, c) Vo 800/2008 en moet Nerea de verleende staatssteun terugbetalen. Nerea stelt beroep in bij de Tribunale amministrativo regionale per le Marche. Deze rechtbank stelde vervolgens twee pre-judiciële vragen aan het Hof van Justitie omtrent de interpretatie van artikel 1, lid 7, c) Vo 800/2008.
De eerste vraag betreft de vraag of onder collectieve insolventieprocedure enkel kan worden begrepen insolventieprocedures geopend op initiatief van rechterlijke of administratieve autoriteiten of ook procedures op initiatief van de ondernemer? Hierop antwoord het Hof dat de Verordening geen onderscheid maakt tussen collectieve insolventieprocedures naargelang deze worden geopend door de administratieve en rechterlijke instanties van de lidstaten, dan wel op initiatief van de ondernemer (ro. 27). Dus alle collectieve insolventieprocedures voorzien in het nationaal recht, ongeacht wie hiertoe het initiatief neemt, worden gevat door het begrip collectieve insolventieprocedure van artikel 1, lid 7, c) Vo 800/2008 (ro. 29).
De tweede vraag betreft het tijdstip waarop en de mate waarin de onderneming zich in moeilijkheden moet bevinden en om als “onderneming in moeilijkheden” in de zin van artikel 1, lid 7, c) Vo 800/2008 te worden beschouwd. Hierop antwoordt het Hof dat de bevoegde instanties op het ogenblik van toekenning van de staatssteun niet moeten onderzoeken of de onderneming zich concreet in moeilijkheden bevindt. Onderzoek naar het al dan niet voldoen aan de voorwaarden van een collectieve insolventieprocedure is voldoende (ro. 36). Bovendien is de weigering tot toekenning of terugvordering van staatssteun enkel mogelijk, wanneer de onderneming op het ogenblik van de toekenning van de staatssteun voldeed aan de voorwaarden van een collectieve insolventieprocedure (ro. 37). Bijgevolg kan de staatssteun niet worden teruggevorderd, indien de begunstigde onderneming na de toekenning van de staatssteun voldeed aan de voorwaarden van een collectieve insolventieprocedure of na de toekenning is onderworpen aan een collectieve insolventieprocedure (ro. 39).