Zaak: C.15.0238.N
Een verkoper van een ketting was reeds voorafgaand aan de levering op de hoogte van een gebrek aangaande de chemische samenstelling, maar maakte daar maar voor het eerst melding van op een factuur die werd verstuurd na de levering. De vermelding ontsnapte aan de aandacht van de koper, totdat hij 5 jaar later op het gebrek werd gewezen door zijn afnemer. De koper stelde alsnog een vordering in tot ontbinding van de verkoopovereenkomst. Aangezien het om een internationale koop ging trachtte de verkoper een beroep te doen op de notificatietermijnen voor niet-conformiteit in het Weens Koopverdrag.
Artikel 38, eerste lid Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper de zaken binnen een, gelet op de omstandigheden zo kort mogelijke, termijn moet keuren of doen keuren. Artikel 39, eerste lid Weens Koopverdrag bepaalt dat de koper het recht verliest om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij niet binnen een redelijke termijn nadat hij dit heeft ontdekt of had behoren te ontdekken de verkoper hiervan in kennis stelt, onder opgave van de aard van de tekortkoming. Krachtens het tweede lid van deze bepaling verliest de koper in ieder geval het recht om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij de verkoper niet uiterlijk binnen een termijn van 2 jaar na de datum waarop de zaken feitelijk aan de koper werden afgegeven, hiervan in kennis stelt, tenzij deze termijn niet overeenstemt met een in de overeenkomst opgenomen garantietermijn.
Artikel 40 Weens Koopverdrag bepaalt echter dat de verkoper zich niet kan beroepen op het bepaalde in de artikelen 38 en 39, indien het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst betrekking heeft op feiten die hij kende of waarvan hij niet onkundig had kunnen zijn en die hij niet aan de koper heeft bekend gemaakt.
Het hof van beroep te Brussel oordeelde dat de uitzondering van artikel 40 van het Weens Koopverdrag van toepassing was, ook al had de verkoper het gebrek bekend gemaakt door een melding op de factuur. Het hof van beroep oordeelde dat artikel 40 Weens Koopverdrag een positieve mededelingsplicht oplegt aan de verkoper en dat op grond van het vereiste van de goede trouw moet worden aangenomen dat de mededeling moet gebeuren zodra de verkoper zich van het gebrek aan conformiteit bewust wordt, zodat de koper eventueel nog kan afzien van de transactie. De mededeling van de niet-conformiteit dient volgens het hof van beroep daarom in ieder geval te gebeuren voor de levering.
Het Hof van Cassatie volgt de redenering van het hof van beroep en oordeelt dat wanneer de verkoper het niet beantwoorden van de zaken aan de overeenkomst kende of er niet onkundig kon van zijn, artikel 40 Weens Koopverdrag vereist dat de verkoper dit zo snel mogelijk aan de koper bekend maakt, zodat een symmetrisch niveau van informatie en de redelijke verwachtingen van de partijen gevrijwaard blijven. Het cassatieberoep van de verkoper werd dan ook verworpen.