Bij de Wet van 25 mei 2018 tot vermindering en herverdeling van de werklast binnen de rechterlijke orde (algemeen bekend als “Potpourri VI”) werden ingrijpende wijzigingen aangebracht aan het artikel 794 Ger.W. en het artikel 40 van Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken (de “Taalwet Gerechtszaken”).
Het artikel 794 Ger.W. had vóór deze wijziging enkel betrekking op de mogelijkheid van het gerecht dat een beslissing heeft gewezen, of het gerecht waarnaar een beslissing wordt verwezen, om bij materiële verschrijvingen en omissies, deze beslissing te verbeteren. Door de wetswijziging werd deze mogelijkheid ook verschaft aan de beslagrechter, en verruimd naar andere kennelijke leemten, waaronder “een louter formele miskenning van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken”.
Het artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken bepaalde aanvankelijk dat de rechter ambtshalve de nietigheid diende uit te spreken bij een schending van de voornaamste bepalingen van deze wet. Potpourri VI maakte hiervan echter slechts een relatieve nietigheid, met verwijzingen naar de nietigheidsleer opgenomen in artikel 861 Ger.W. (de vereiste van belangenschade) en artikel 864 Ger.W. (de vereiste dat de nietigheid in limine litis dient te worden ingeroepen).
Deze beide wetswijzigingen werden aangevochten bij een vernietigingsberoep aanhangig gemaakt bij het Grondwettelijk Hof door (onder meer) een groep magistraten en de Orde van Vlaamse Balies. De voornaamste middelen die ingeroepen werden waren (1) een schending van de bevoegdheidsverdelende regels, in het bijzonder de bijzondere meerderheidsvereiste voor wijzigingen wat betreft het taalgebruik in het gerechtelijk arrondissement Brussel betreft, zoals bepaald in artikel 157bis G.W en (2) een schending van het recht tot toegang tot de rechter en het recht op behoorlijke rechtsbedeling, onder meer vanuit de gedachte dat de rechter gedwongen zou kunnen worden kennis te nemen van stukken in een taal die hij/zij niet verondersteld wordt te beheersen, en dat de bewijslast van belangenschade en de vereiste om de schending in limine litis aan te voeren te zwaar zou zijn voor de partij die geconfronteerd wordt met een procedurestuk dat zij niet verstaat.
Op 19 september 2019 sprak het Grondwettelijk Hof zich uit over dit vernietigingsberoep. Het gewijzigde artikel 794 Ger.W. doorstond de grondwettelijkheidstoets. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat dit nieuwe artikel geen wezenlijke impact had op voornoemde bepalingen of rechten, aangezien er dankzij een tussenkomst van de Raad Van State, afdeling wetgeving, in het nieuwe artikel 794 Ger.W. werd ingevoegd dat enkel “louter formele schendingen” van de Taalwet Gerechtszaken verbeterd kunnen worden. Hiermee verwijst de wetgever volgens het Grondwettelijk Hof naar een aanhaling van een tekst of een vermelding in een andere taal dan de proceduretaal, maar niet naar een beslissing die volledig in een andere taal geveld wordt, oftewel “kennelijke vergissingen waarover geen redelijke twijfel kan bestaan”.
Het gewijzigde artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken doorstond de grondwettelijkheidstoets echter niet. Het Grondwettelijk Hof oordeelde dat de wetswijziging, voor wat het arrondissement Brussel betreft, in toepassing van artikel 157bis G.W. met een tweederdemeerderheid diende te worden aangenomen, omdat de afzwakking van de nietigheidssanctie een belangrijke weerslag heeft op de afdwingbaarheid van de speciale taalregeling te Brussel. Bovendien volgde het Grondwettelijk Hof de redenering dat de relatieve nietigheidsleer ertoe zou kunnen leiden dat een rechter wordt gedwongen kennis te nemen van procesakten die zijn opgesteld in een taal die hij of zij niet machtig is, hetgeen de goede rechtsbedeling in het gedrang zou kunnen brengen. Bijgevolg besloot het Grondwettelijk Hof dat het gewijzigde artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken ook een schending van het recht op een eerlijk proces inhoudt.
Artikel 5 van de Potpourri VI-wet, dat het artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken wijzigde, werd dan ook vernietigd. Dit heeft als gevolg dat voortaan de absolute nietigheid van processtukken die de Taalwet Gerechtszaken schenden, terug de regel wordt. De vernietiging zal echter niet retroactief gelden, maar pas vanaf de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad.