Actualiteit

Algemeen handelsrecht

Geen post-contractueel concurrentieverbod besloten in de loyauteitsplicht van een bestuurder – Cass. 25 juni 2020

In een cassatiearrest van 25 juni 2020 (nr. C.18.0144.N) boog het Hof van Cassatie zich over de vraag of er op een bestuurder van een vennootschap een post-contractueel concurrentieverbod rust op grond van een loyauteitsplicht die volgt uit de verplichting het mandaat van bestuurder te goeder trouw uit te voeren.

Aan de grondslag van het arrest ligt een geschil tussen een vennootschap en haar gewezen bestuurders. Weldra meteen na de beëindiging van hun mandaat benaderden de gewezen bestuurders de klanten van de vennootschap met de bedoeling om met deze klanten een klantenrelatie aan te gaan.

Het Hof van beroep te Antwerpen stelde dat het concurrentieverbod in principe eindigt wanneer de bestuurdersovereenkomst beëindigd wordt, maar dat er ook na de beëindiging van deze overeenkomst een zekere nawerking van de goede trouw is, zodat in die periode de loyauteitsplicht met inbegrip van het concurrentieverbod behouden blijft. Het Hof van beroep stelde de periode van nawerking van het concurrentieverbod vast op twaalf maanden na het einde van de overeenkomst en verantwoordde dit “verbod van beperkte omvang” door te verwijzen naar de nauwe betrokkenheid van de gewezen bestuurders bij het bestuur van de vennootschap, een kleine vennootschap met intuitu personae karakter.

Het Hof van Cassatie herinnert eraan dat krachtens artikel 1135 BW overeenkomsten niet alleen verbinden tot hetgeen daarin uitdrukkelijk bepaald is, maar ook tot alle gevolgen die door de billijkheid, de wet of het gebruik aan de verbintenis, volgens de aard ervan, worden toegekend.

Uit de verplichting om het mandaat van bestuurder van een vennootschap te goeder trouw uit te voeren, volgt dan ook dat de bestuurder ten aanzien van de vennootschap gehouden is door een loyauteitsverplichting die onder meer inhoudt dat hij, tenzij anders overeengekomen, geen activiteit mag uitoefenen die concurreert met de door de vennootschap uitgeoefende activiteit zolang hij zijn mandaat in die vennootschap uitoefent.

Het Hof van Cassatie volgt de bestreden beschikking echter niet op het punt dat in de loyauteitsplicht van een bestuurder een post-contractueel concurrentieverbod van twaalf maanden na beëindiging besloten ligt. Het Hof benadrukt dat “deze loyauteitsverplichting tot niet-mededinging een einde neemt bij het beëindigen van het mandaat van bestuurder, tenzij anders is overeengekomen en onverminderd het verbod tot het stellen van daden van oneerlijke mededinging”.

Comments are closed.