Actualiteit

Verzekeringen

Deel 1/2 – Brexit: overgangsregime voor financiële diensten beperkt tot verzekeringen

Door de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie verloren bepaalde financiële dienstverleners hun Europees paspoort vanaf 1 januari 2021. Zonder overgangsregime bestaat het risico dat hun Belgische klanten geconfronteerd worden met in het Verenigd Koninkrijk geblokkeerde tegoeden. Immers zou het niet mogelijk kunnen zijn voor sommige dienstverleners om overeenkomsten te sluiten of uit te voeren zonder toestemming conform de toepasselijke toezichtwetgeving.

Op de vooravond van het einde van de Brexit overgangsperiode verscheen in het Belgisch Staatsblad het Brexit I KB[1]. Dit koninklijk besluit strekt tot uitvoering van artikel 20, eerste lid van de Brexit I Wet[2], waarin bevoegdheid aan de Koning wordt gedelegeerd om, op advies van de FSMA en de NBB, dienstige maatregelen te nemen voor de goede uitvoering van bepaalde financiële overeenkomsten die vóór 1 januari 2021 werden gesloten door Britse financiële dienstverleners. Deze dienstige maatregelen kunnen onder meer bestaan in het verlenen van een uitzonderlijke toestemming om gereguleerde activiteiten in België uit te oefenen.

Het uitvoeringsbesluit voert de Brexit I Wet uit voor wat betreft Britse verzekeringsondernemingen en verzekerings-, nevenverzekerings- en herverzekeringstussenpersonen. De overgangsregeling is beperkt tot de verzekeringssector en strekt zich met andere woorden niet uit tot de overige dienstverleners die worden beoogd door de Brexit I Wet.[3]

Er wordt een dubbel “run-off” overgangsregime geïnstalleerd voor de afwikkeling van verzekeringscontracten die gesloten werden vóór 1 januari 2021. Enerzijds verkrijgen Britse verzekeringsondernemingen voor onbepaalde duur een toestemming om de uitvoering van bestaande verzekeringsovereenkomsten voort te zetten. Anderzijds beschikken Britse tussenpersonen over een tijdelijke toestemming, tot 30 juni 2022, om activiteiten van (her)verzekeringsdistributie uit te oefenen, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op bestaande overeenkomsten.

Zie deel 2/2 hier.

Alexander Hamels

 

[1] Koninklijk besluit van 22 december 2020 tot uitvoering, voor wat de verzekeringsondernemingen, de verzekerings-, de nevenverzekerings- en de herverzekeringstussenpersonen betreft, van artikel 20, eerste lid van de wet van 3 april 2019 betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS 31 december 2020.

[2] Wet van 3 april 2019 betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS 10 april 2019. Artikel 20 van de Brexit I Wet trad in werking op 1 januari 2021 (art. 2 van koninklijk besluit van 22 december 2020 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van diverse wetten betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS 29 december 2020).

[3] Artikel 20 van de Brexit I Wet delegeert bevoegdheid aan de Koning om een overgangsregeling in te voeren voor de volgende gereguleerde entiteiten: kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, betalingsinstellingen, instellingen voor elektronisch geld, kredietgevers, instellingen voor collectieve belegging, beheersvennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, beheerders van alternatieve instellingen voor collectieve belegging, verzekerings – en herverzekeringstussenpersonen of kredietbemiddelaars.

Comments are closed.