Krachtens artikel 530, §2 W. Venn. (thans art. XX.226 WER) kunnen bestuurders, zaakvoerders en feitelijke bestuurders persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het geheel of een deel van alle op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen, bijdrageopslagen, verwijlinteresten en de vaste vergoeding bedoeld in artikel 54ter uitvoeringsbesluit RSZ-wet, indien zij in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen of vereffeningen waarbij eveneens de sociale bijdragen onbetaald zijn gebleven.
Met de op het ogenblik van de uitspraak van het faillissement verschuldigde sociale bijdragen worden bedoeld de bijdragen die verschuldigd zijn door de failliet verklaarde vennootschap en niet deze die verschuldigd zijn door de twee of meerdere vennootschappen die in de loop van de vijf voorafgaande jaren werden failliet verklaard.
De aansprakelijkheid op basis van artikel 530 W.Venn/XX.226 WER strekt enkel tot de sociale bijdragen verschuldigde in het huidige faillissement. Een bestuurder kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schulden van de eerder failliet verklaarde vennootschappen ook al was hij bij die faillissementen betrokken.
Bijgevolg, door te oordelen dat er geen reden bestaat om de vordering te herleiden tot
181.562,49 euro, zijnde de sociale-zekerheidsbijdragen verschuldigd in het faillissement van V. nv en de eiser dienvolgens te veroordelen tot de sociale-zekerheidsbijdragen verschuldigd in de drie faillissementen, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht.