Actualiteit

Intellectuele eigendomrecht en technologie

Auteursrechten voor gebruiksvoorwerpen: er goed uitzien volstaat niet

Op 12 september heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) opnieuw een uitspraak gedaan over de interpretatie van het Europees auteursrecht. Met het Cofemel-arrest (C-683/17) harmoniseert het Hof van Justitie van de Europese Unie de vereisten voor auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen, waarvoor ook modelrechtelijke bescherming (al dan niet geregistreerd) kan worden geregistreerd. Mits aan de hieronder uiteengezette voorwaarden wordt voldaan, bevestigt het Cofemel-besluit dat ook lichtarmaturen, kledingstukken, meubilair, motorvoertuigen, enz. in alle lidstaten van de Europese Unie auteursrechtelijke bescherming genieten.

De inwerkingtreding van de InfoSoc-richtlijn (2001/29/EC), een kleine 2 decennia geleden, lanceerde een geharmoniseerd kader voor auteursrechtelijke bescherming in de EU. Verscheidene arresten van het HvJEU later, staat het intussen vast dat volgende twee voorwaarden vereist zijn voor het genieten van de bescherming onder de auteursrechtelijke mantel: (i) het werk moeteen eigen intellectuele schepping van de auteur vormen (Infopaq, C-5/08), en (ii) de auteur moet zijn “persoonlijke stempel” op het werk drukken. Dit kan hij doen met behulp van vrije en creatieve keuzes die, bij de productie van het werk, de eigenheid van de auteur weerspiegelen (Painer, C-145/10). Verder moet het werk in een concrete creatie worden uitgedrukt waardoor het voorwerp nauwkeurig en objectief kan worden geïdentificeerd (Levola Hengelo, C-310/17).

Wat de specifieke relatie tussen het auteursrecht en het modellenrecht betreft, bepaalde het HvJ-EU in 2011 met haar Flos-arrest (C-168/9) dat elk werk kan genieten van auteursrechtelijke bescherming, ongeacht of het (eveneens) door een model wordt beschermd. Volgens het HvJ-EU, die in weze artikel 17 van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen herhaalt, bepalen de lidstaten “de omvang en de voorwaarden van die bescherming, met inbegrip van het vereiste gehalte aan oorspronkelijkheid”.

Gelet op de uiteenlopende nationale interpretaties van dit artikel en van de auteursrechtelijke bescherming voor industriële voorwerpen in het algemeen, rees de vraag of de geharmoniseerde, eengemaakte interpretatie van het HvJ-EU zou afwijken van de in eerdere rechtspraak opgelegde normen.

Naar aanleiding van een geschil tussen Cofemel en G-Star over het model van een jeans, trui en T-shirt heeft het Hooggerechtshof van Portugal gevraagd aan het HvJ-EU of de nationale norm voor de auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen in stand kon worden gehouden. Het Portugese auteursrecht vereist, in essentie, dat gebruiksvoorwerpen een individueel, opmerkelijk esthetisch en visueel effect opwekken.

In haar Cofemel-arrest, bevestigde het Hof van Justitie van de Europese Unie dat eenzelfde vormgeving of object zowel door het auteursrecht als door het modellenrecht kan worden beschermd. Bovendien heeft zo een cumulatieve toepassing geen invloed op de voorwaarden voor de verlening van de bescherming. Met andere woorden, het Hof bevestigde uitdrukkelijk dat de geharmoniseerde voorwaarden van Europees auteursrecht nog steeds van toepassing zijn en dat geen beroep kan worden gedaan op andere nationale vereisten. Met betrekking tot de specifieke Portugese norm, oordeelde het Hof dat het bestaan van esthetische overwegingen deel uitmaakt van de creatieve activiteit, maar onvoldoende is op zichzelf om vast te kunnen stellen of het werk een intellectuele schepping van de auteur is, die zijn keuzevrijheid en persoonlijkheid weerspiegelt en dusdanig voldoet aan de originaliteitsvereiste van het Europees auteursrecht.

Comments are closed.