5 maart 2024
·
Tine Meurs
In een arrest van 25 januari 2024 heeft het Grondwettelijk Hof (nr. 16/2024) geoordeeld dat de dertigjarige verjaringstermijn van artikel 88, §1, eerste lid van de Wet Verzekeringen van 4 april 2014 ('W.Verz.') in levensverzekeringen voor rechtsvorderingen aangaande de reserve gevormd op datum van opzegging of op einddatum door betaalde premies onder aftrek van de verbruikte sommen, niet strijdig is met het gelijkheidsbeginsel, en dit terwijl voor persoonlijke, contractuele rechtsvorderingen de verjaringstermijn tien jaar bedraagt (artikel 2262bis oud BW) en enkel voor zakelijke rechtsvorderingen een verjaringstermijn van dertig jaar geldt (artikel 2262 oud BW). ...
Lees de bijdrage