Naar het voorbeeld van de basisbankdienst voor consumenten, wordt met het wetsvoorstel van 15 oktober 2019 houdende de invoering van bepalingen inzake de basisbankdienst voor ondernemingen in Boek VII van het Wetboek van economisch recht voorgesteld om ook ondernemingen de mogelijkheid aan te reiken om een rekening met betalingsdiensten, waarmee zij hun beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen, te openen.
Het voorstel wordt gemotiveerd door twee vaststellingen.
Enerzijds, de vaststelling dat het kunnen beschikken over een bankrekening om hiermee betalingsverrichtingen te kunnen doen een noodzaak is voor een onderneming om deel te kunnen nemen aan het economisch rechtsverkeer en dat diverse bepalingen het hebben van of vermelden van een bankrekening verplichten (cf. o.a. art. 1 KB nr. 56 van 10 november 1967 tot bevordering van het gebruik van giraal geld; art. III.25 WER inzake de vermeldingen die moeten worden aangebracht op documenten uitgaande van de onderneming, art. III, § 1, 11° WER inzake op te nemen gegevens bij inschrijving in de KBO).
Anderzijds, de vaststelling dat sommige ondernemingen moeilijkheden ondervinden om een bankrekening te verkrijgen (o.a. de diamantsector, de horecasector en het tweede kansondernemerschap). Voor dergelijke ondernemingen is het tot op heden ten dage namelijk geen vanzelfsprekendheid om een bankrekening bij een kredietinstelling te openen. Om deze problematiek aan te pakken, voegt het wetsvoorstel in Boek VII, Titel 3, Hoofdstuk 8 van het Wetboek van Economisch Recht (“WER”) een Afdeling 2, genaamd “Basisbankdienst voor ondernemingen” in. In Afdeling 2 wordt onder meer een nieuw artikel VII.59/4 ingevoegd, dat kredietinstellingen er in principe toe verplicht om een basisbankdienst aan te bieden aan ondernemingen, naar voorbeeld van wat reeds geldt voor consumenten.
Het voorgestelde recht op basisbankdienst zal enkel gelden voor een in België gevestigde onderneming. Het begrip onderneming wordt als dusdanig in de voorgestelde wettekst niet gedefinieerd, zodat de voorgestelde regeling is bedoeld voor ondernemingen in de formele zin van het woord (i.e. deze die zijn opgelijst in art. I.1, 1° WER).
De beperking tot ondernemingen met een Belgische vestiging, wordt gemotiveerd door de overweging dat de uitbreiding van het recht op basisbankdienst tot buitenlandse ondernemingen de naleving van de in de antiwitwaswet voorziene plichten van de kredietinstellingen bemoeilijkt, zo niet onmogelijk maakt.
Het voorgestelde nieuwe artikel VII.59/4, § 2 WER bepaalt dat de basisbankdienst voor ondernemingen enkel bestaat uit de betalingsdiensten als bedoeld in artikel I.9, 1°, c) WER, i.e. de uitvoering van betalingstransacties (zoals domiciliëringen, betalingen via betaalinstrumenten en overschrijvingen m.i.v. doorlopende betalingsopdrachten). Contanten storten of opnemen wordt, anders dan voor de basisbankdienst voor consumenten, niet als onderdeel van de basisbankdienst gezien. Kredietopeningen zullen in dit kader niet mogen worden toegekend. Het wetsvoorstel voorziet wel in de mogelijkheid voor de Koning om de basisbankdienst voor ondernemingen uit te breiden met de mogelijkheid om contanten op een betaalrekening te plaatsen of op te nemen.
BANK- EN KREDIETWEZEN
Betalingsdiensten - Basisbankdienst
|
BANQUE ET CRÉDIT
Services de paiement - Service bancaire de base
|