Article

Hof van Cassatie (1e k.), 22/02/2018, C.17.0503.N, R.D.C.-T.B.H., 2019/4, p. 553-554

Hof van Cassatie 22 februari 2018

GERECHTELIJKE REORGANISATIE
Gerechtelijke reorganisatie - Schuldvorderingen buiten de opschorting - Faillissement - Boedelschulden - Voorafname boedelschuld op opbrengst van goederen bezwaard met een zakelijke zekerheid
Artikel 37, derde lid WCO strekt tot bescherming van de kredietverlening derwijze dat de bedoelde boedelschuldeisers geen afbreuk doen aan de rechten van zekerheidsschuldeisers op hun respectieve onderpand, tenzij wordt aangetoond dat de prestaties hebben bijgedragen tot het behoud ervan; het is nodig maar voldoende dat die schuldvorderingen hebben bijgedragen tot het behoud van die zekerheid of de eigendom.
Indien het zekerheidsrecht betrekking heeft op het geheel of een gedeelte van de activa van een onderneming, zoals een pand op een handelszaak, dan dragen de prestaties geleverd tijdens de periode van opschorting ertoe bij dat de handelsactiviteiten kunnen worden voortgezet met alle risico's van dien, maar heeft dit daarom nog niet tot gevolg dat de economische waarde van deze activa bewaard wordt in het vermogen van de onderneming, wat eerst het geval zal zijn indien de medecontractant in concreto aantoont dat de geleverde prestaties de economische waarde van het voorwerp van het zekerheidsrecht hebben bewaard.
RÉORGANISATION JUDICIAIRE
Réorganisation judiciaire - Créances non sousmises au sursis - Faillite - Dettes de masse - Priorité des dettes de masse sur le produit de la réalisation de biens sur lequel un droit réel est établi
L'article 37, alinéa 3, de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises vise à protéger l'octroi de crédits de manière à ce que les créanciers de la masse visés ne portent pas atteinte aux droits des créanciers titulaires d'une sûreté sur leur gage respectif, à moins qu'il ne soit démontré que les prestations ont contribué à son maintien; il faut mais il suffit que ces créances aient contribué au maintien de cette sûreté ou de la propriété.
Si la sûreté concerne tout ou partie des actifs d'une entreprise, comme un gage sur fonds de commerce, les services fournis pendant la période de suspension contribuent à la possibilité de poursuivre les activités commerciales avec tous les risques que cela comporte, mais cela n'a pas pour conséquence de conserver la valeur économique de ces actifs dans le patrimoine de l'entreprise, ce qui ne sera le cas que si le cocontractant démontre concrètement que les services fournis ont conservé la valeur économique de l'objet de la sûreté.

Air Service Liège NV / ING NV, E.V., I.M. en A.V.

Zet.: E. Dirix (sectievoorzitter als voorzitter), B. Deconinck (sectievoorzitter), K. Mesdag, G. Jock en B. Wielema (raadsheren)
OM: R. Mortier (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. B. Maes en J. Verbist
Zaak: C.17.0503.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 2 maart 2017.

Sectievoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Tweede onderdeel
Tweede subonderdeel

1. Krachtens artikel 37, eerste lid van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (hierna: WCO), gelden de schuldvorderingen van een medecontractant die betrekking hebben op prestaties uitgevoerd tijdens de procedure van gerechtelijke reorganisatie als boedelschulden in een navolgende vereffening of faillissement in zoverre er een nauwe band bestaat tussen de beëindiging van de reorganisatieprocedure en die collectieve procedure.

Deze bepaling strekt ertoe het in stand houden van bestaande en het aangaan van nieuwe contractuele verhoudingen aan te moedigen en het krediet van de schuldenaar te versterken ten einde de continuïteit van de onderneming veilig te stellen.

2. Boedelschulden zijn in het faillissement niet aan de samenloop onderworpen en worden bij voorrang boven de andere schulden voldaan.

Aangezien boedelschulden afbreuk doen aan de gelijkheid tussen schuldeisers dienen zij beperkend te worden geïnterpreteerd.

3. Krachtens artikel 37, derde lid WCO wordt de betaling aan deze boedelschuldeisers slechts bij voorrang afgenomen van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen waarop een zakelijk recht is gevestigd, voor zover die prestaties bijgedragen hebben tot het behoud van de zekerheid of de eigendom.

Deze bepaling strekt tot bescherming van de kredietverlening derwijze dat de bedoelde boedelschuldeisers geen afbreuk doen aan de rechten van zekerheidsschuldeisers op hun respectieve onderpand, tenzij wordt aangetoond dat de prestaties hebben bijgedragen tot het behoud ervan. Het is nodig maar voldoende dat die schuldvorderingen hebben bijgedragen tot het behoud van die zekerheid of de eigendom.

4. Indien het zekerheidsrecht betrekking heeft op het geheel of een gedeelte van de activa van een onderneming, zoals een pand op de handelszaak, dan dragen de prestaties geleverd tijdens de periode van opschorting ertoe bij dat de handelsactiviteiten kunnen worden voortgezet met alle risico's van dien, maar heeft dit daarom nog niet tot gevolg dat de economische waarde van deze activa bewaard wordt in het vermogen van de onderneming. Dit laatste zal eerst het geval zijn indien de medecontractant in concreto aantoont dat de geleverde prestaties de economische waarde van het voorwerp van het zekerheidsrecht hebben bewaard.

5. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijken de volgende feiten:

- Alfacam NV (hierna: de onderneming) werd bij vonnis van 26 oktober 2012 toegelaten tot de procedure van gerechtelijke reorganisatie;

- de termijn van de opschorting werd verlengd tot 5 mei 2013;

- de procedure werd voortijdig stopgezet en de onderneming werd op 19 april 2013 failliet verklaard.

De appelrechters stellen vast dat:

- de activiteiten van de eiseres erin bestaan om door middel van de inzet van vliegtuigen te zorgen voor de captatie en doorzending van beeldmateriaal voor de uitzending van wielerwedstrijden ten behoeve van een bepaalde televisieomroep die cliënt is van de onderneming;

- de eiseres tijdens de periode van opschorting prestaties heeft verricht die de onderneming “in staat [stelden] om die prestaties op haar beurt te factureren aan haar cliënt”;

- deze facturen pas werden geïnd na het faillissement en de gelden “aldus nog aanwijsbaar aanwezig waren in de boedel”;

- de eerste verweerster (hierna: de bank) een pand heeft op de handelszaak van de onderneming en dit pandrecht zich ook uitstrekt tot de schuldvorderingen van de onderneming op haar cliënten, waaronder de televisieomroep.

6. De appelrechters oordelen dat “de omstandigheid dat op het ogenblik van het faillissement de facturen die de gefailleerde als gevolg van de door [de eiseres] geleverde prestaties aan haar klant had gericht, nog niet geïnd waren niet leidt tot de conclusie dat [de eiseres] heeft bijgedragen heeft tot het behoud van het pand”, het pandrecht van de bank “een wisselende samenstelling heeft waarvan de juiste omvang maar relevant wordt op het ogenblik van het faillissement”, “uit niets blijkt dat de prestaties [van de eiseres] niet door andere vliegtuigmaatschappijen konden worden uitgevoerd”, “geen bijzondere capaciteiten waren vereist waardoor [de eiseres] als enige voldoende bekwaam was om de betrokken prestaties te leveren” en “de medewerking van de [eiseres] wel nuttig, maar niet onontbeerlijk was voor de verderzetting van de activiteiten van de gefailleerde tijdens de periode van opschorting”.

Met die redenen die niet uitsluiten dat door de geleverde prestaties de economische waarde van het voorwerp van het zekerheidsrecht van de eerste verweerster werd bewaard, verantwoorden zij hun beslissing dat de eiseres voor de geleverde prestaties geen aanspraak kan maken op de toepassing van de voorrangsregel van artikel 37, derde lid WCO met betrekking tot de bedoelde schuldvorderingen niet naar recht.

Het onderdeel is in zoverre gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de betwisting daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)