Article

De rechtbank van koophandel wordt de “ondernemingsrechtbank” vanaf 1 november 2018, R.D.C.-T.B.H., 2019/1, p. 133

De rechtbank van koophandel wordt de “ondernemingsrechtbank” vanaf 1 november 2018

Op 1 november 2018 trad de wet van 15 april 2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht in werking. De wet ontmantelt onder meer het Wetboek van Koophandel, en vervangt de noties van “handelaar” en “daden van koophandel” door het nieuwe ondernemingsbegrip (nieuw art. I.1, 1° WER). Het nieuwe ondernemingsbegrip omvat onder meer alle privaatrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen die zelfstandig een beroep uitoefenen (dus ook vrije beroepen, VZW's en stichtingen).

Om het afscheid van het begrip “daden van koophandel” te belichten, gaan de rechtbanken van koophandel voortaan als “ondernemingsrechtbanken” door het leven. Het Gerechtelijk Wetboek wordt dan ook in die zin gewijzigd. Artikel 573 Ger.W. m.b.t. de materiële bevoegdheid van deze rechtbank, kreeg ook een inhoudelijke wijziging. De rechtbank van koophandel was reeds sinds 1 juli 2014 bevoegd voor geschillen tussen “ondernemingen”, maar dit werd gedefinieerd als “personen die op duurzame wijze een economisch doel nastreven”. Door de aanknoping bij het nieuwe ondernemingsbegrip van artikel I.1, 1° WER wordt haar bevoegdheid dus verruimd. Bovendien verdwijnt de vereiste dat het geschil betrekking moet hebben op een handeling die is verricht in het kader van de verwezenlijking van het economische doel van de onderneming. Voor ondernemingen-natuurlijke personen wordt wel een uitzondering gemaakt. De ondernemingsrechtbank zal namelijk niet bevoegd zijn voor geschillen m.b.t. handelingen die “kennelijk” vreemd zijn aan de onderneming van de natuurlijke persoon. Bij twijfel over het ondernemingskarakter van de handeling is de ondernemingsrechtbank in principe bevoegd.

De nieuwe wet versoepelt eveneens de mogelijkheid van “collectief procederen” door en tegen leden van een groepering zonder rechtspersoonlijkheid voor zover het gaat om gedingen met betrekking tot de gezamenlijke rechten en verplichtingen van de leden van de groepering. Indien deze groeperingen een inschrijving in de KBO hebben zal het niet langer nodig zijn om ieder individueel lid op te lijsten in een dagvaarding maar kan men volstaan met de vermelding van het KBO-nummer en de zetel van de groepering. Indien binnen de KBO ook nog een persoon wordt aangeduid als algemene lasthebber, krijgt deze persoon de bevoegdheid om in rechte op te treden namens de individuele leden (als eiser en als verweerder). Dit wordt wetstechnisch bereikt door een wijziging van het artikel 703 Ger.W. Het betreft geen eigen ius agendi voor de organisatie zonder rechtspersoonlijkheid: de leden blijven de materiële procespartijen, alhoewel ze niet bij naam genoemd moeten worden.

RECHTERLIJKE ORGANISATIE
Inrichting en dienst rechtbanken - Ondernemingsrechtbank - Materiële bevoegdheid
ORGANISATION JUDICIAIRE
Organisation et service des tribunaux - Tribunal de l'entreprise - Compétence matérielle