Article

Hof van Cassatie (1e k.), 10/05/2019, C.17.0397.N, R.D.C.-T.B.H., 2019/10, p. 1271-1272

Hof van Cassatie 10 mei 2019

INSOLVENTIE
Faillissement - Vereffening van het faillissement - Sluiting faillissement - Schade aan het vennootschapsvermogen - Aandeelhouder niet gerechtigd om op te treden na stilzitten vennootschap c.q. curator - Geen schending van artikel 1 eerste aanvullend protocol EVRM
Alleen de vennootschap heeft het recht om schadevergoeding te vorderen voor schade aan haar vermogen door de fout van een derde; voor deze schade komt aan de aandeelhouders geen zelfstandig vorderingsrecht toe, ook al heeft de vennootschap of, in het geval dat de vennootschap failliet werd verklaard, de curator zelf geen vordering ingesteld wegens de geleden schade.
Bij arrest van 23 februari 2012 heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat aan de aandeelhouder geen zelfstandig vorderingsrecht toekomt om van een derde door wiens fout het vennootschapsvermogen werd aangetast schadevergoeding te vorderen. Bijgevolg kan de aandeelhouder niet bogen op een legitieme verwachting dat zijn vordering zou worden gehonoreerd en is er geen sprake van een ontneming van eigendom in de zin van artikel 1 eerste aanvullend protocol EVRM.
INSOLVABILITÉ
Faillite - Liquidation de la faillite - Clôture de faillite - Dommage causé au patrimoine de la société - Pas de droit d'action individuel d'un actionnaire en cas d'inertie de la société ou du curateur - Pas de violation de l'article 1er du protocole n° 1 à la CEDH
Seule la société a le droit de réclamer réparation d'un dommage causé à son patrimoine par la faute d'un tiers; un tel dommage n'ouvre pas de droit d'action individuel aux actionnaires, même en l'absence d'action en réparation intentée par la société ou le curateur en cas de faillite.
Le 23 février 2012, la Cour de cassation a jugé que l'actionnaire n'est pas en droit de réclamer réparation d'un dommage causé au patrimoine de la société. Par conséquent, l'actionnaire ne peut pas invoquer une attente légitime pour que son action soit honorée et il ne saurait être question d'une privation de propriété dans le sens de l'article 1er du protocole n° 1 à la CEDH.

A.L. / Belgische Staat

Zet.: E. Dirix (sectievoorzitter als voorzitter), A. Smetryns (sectievoorzitter), K. Mestdagh, K. Moens, en B. Wylleman (raadsheren)
OM: R. Mortier (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. B. Maes en H. Geinger
Zaak: C.17.0397.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 3 januari 2017.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft op 27 februari 2019 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Raadsheer Koenraad Moens heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ria Mortier heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste onderdeel

1. De appelrechters verwerpen en beantwoorden het in het onderdeel aangevoerde verweer met hun oordeel dat de eiser niet over een vorderingsrecht beschikt met betrekking tot de door hem geleden afgeleide schade.

Het onderdeel mist feitelijke grondslag.

Tweede onderdeel
Eerste subonderdeel

2. Indien een derde schade berokkent aan een vennootschap, beschikt een individuele aandeelhouder van die vennootschap voor zijn afgeleide schade niet over een vorderingsrecht ten aanzien van die derde, ook al stelt de vennootschap of, in het geval dat de vennootschap failliet werd verklaard, de curator zelf geen vordering in wegens de geleden schade.

3. De appelrechters oordelen dat de eiser niet op afdoende wijze bewijst dat hij beschikt over het vereiste belang en hoedanigheid om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de verweerders, en dat zijn vordering op deze grond niet ontvankelijk is, met de redenen dat:

- de eiser aandeelhouder is geweest van de vennootschap;

- een vennootschap gerechtigd is om schadevergoeding te vorderen van een derde door wiens fout het vennootschapsvermogen werd aangetast;

- voor deze schade aan het vennootschapsvermogen aan de aandeelhouders geen zelfstandig vorderingsrecht toekomt, en enkel de vennootschap, of de curator na faillissement, deze vordering kan uitoefenen;

- de aandeelhouders niet beschikken over een zelfstandig vorderingsrecht voor hun afgeleide schade.

4. De appelrechters verantwoorden met die redenen naar recht, ongeacht de gebruikte bewoordingen, hun beslissing dat de vordering van de eiser moet worden verworpen omdat hij niet beschikt over een vorderingsrecht tot vergoeding van de door hem geleden afgeleide schade, en het vorderingsrecht enkel toekomt aan de vennootschap of, in geval van faillissement van de vennootschap, aan de curator.

Het subonderdeel kan niet aangenomen worden.

Tweede subonderdeel

5. Het eigendomsrecht van het vennootschapsvermogen berust uitsluitend bij de vennootschap en niet bij haar aandeelhouders. De vennootschap is bijgevolg gerechtigd om schadevergoeding te vorderen van een derde door wiens fout het vennootschapsvermogen werd aangetast. Voor deze schade beschikken de aandeelhouders niet over enig vorderingsrecht tegen die derde, ook al stelt de vennootschap of, in het geval dat de vennootschap failliet is verklaard, de curator zelf geen vordering in wegens de geleden schade.

6. Het subonderdeel dat ervan uitgaat dat het vorderingsrecht van de vennootschap of de curator na faillissement niet uitsluit dat aan de aandeelhouders een zelfstandig vorderingsrecht toekomt tot vergoeding van de door hen geleden afgeleide schade, in zoverre duidelijk is geworden, na afsluiting van het faillissement, dat de curator geen aansprakelijkheidsvordering heeft ingesteld tot vergoeding van de collectieve schade geleden door het vennootschapsvermogen, berust op een onjuiste rechtsopvatting en faalt in zoverre derhalve naar recht.

7. Een vorderingsrecht kan een eigendom zijn in de zin van artikel 1 eerste aanvullend protocol EVRM op voorwaarde dat het gaat om een aanspraak die voldoende vaststaat om opeisbaar te zijn zodat degene die deze aanspraak formuleert kan bogen op een legitieme verwachting dat zijn aanspraak zal worden gehonoreerd.

Bij arrest van 23 februari 2012 heeft het Hof, in overeenstemming met een overwegende strekking in rechtspraak en rechtsleer, geoordeeld dat aan de aandeelhouder geen zelfstandig vorderingsrecht toekomt om van een derde door wiens fout het vennootschapsvermogen werd aangetast schadevergoeding te vorderen.

Bijgevolg kan de eiser niet bogen op een legitieme verwachting dat zijn vordering zou worden gehonoreerd en is er geen sprake van een ontneming van eigendom in de zin van artikel 1 eerste aanvullend protocol EVRM.

In zoverre het subonderdeel schending aanvoert van deze bepaling, kan het niet worden aangenomen.

(…)

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep en de vordering tot bindendverklaring.

Veroordeelt de eiser tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiser op 1.001,98 EUR in debet.