Article

Hof van Cassatie, 29/10/2015, R.D.C.-T.B.H., 2018/1, p. 81-82

Hof van Cassatie 29 oktober 2015

INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT
Algemeen - Wetsconflicten - Toepassing buitenlands recht - Artikel 15 WIPR - Gebrek aan ondersteuning en expertise
Opdat een buitenlandse rechterlijke beslissing in toepassing van artikel 25, § 1, 4° Wetboek IPR niet wordt erkend of uitvoerbaar verklaard, is vereist dat de Belgische rechter onderzoekt of een buitenlandse rechterlijke beslissing overeenkomstig het recht van de staat waar zij werd gewezen nog vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel.
DROIT INTERNATIONAL PRIVÉ
Dispositions générales - Conflits de loi - Application du droit étranger - Article 15 Code D.I.P. - Manque d'assistance et d'expertise
Pour qu'une décision judiciaire étrangère ne soit ni reconnue ni déclarée exécutoire en application de l'article 25, § 1er, 4°, du Code de droit international privé, il est requis que le juge belge examine si une décision judiciaire étrangère peut encore faire l'objet d'un recours ordinaire suivant le droit de l'état dans lequel elle a été rendue.

W.V.D.L. / F.B.

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter als voorzitter), B. Deconinck (afdelingsvoorzitter), K. Mestdagh, G. Jocqué en K. Moens (raadsheren)
OM: Ch. Vandewal (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. J. Verbist en H. Geinger
Zaak: C.14.0338.N.
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 11 februari 2014 op verwijzing gewezen ingevolge arrest van het Hof van 4 maart 2011.

Afdelingsvoorzitter B. Deconinck heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Ch. Vandewal heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, drie middelen aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste middel

1. Overeenkomstig artikel 22, vierde lid Wetboek IPR mag een buitenlandse rechterlijke beslissing alleen erkend of uitvoerbaar verklaard worden indien zij de voorwaarden bepaald in artikel 25 niet schendt.

Artikel 25, § 1, 4° Wetboek IPR bepaalt dat een buitenlandse rechterlijke beslissing niet erkend of uitvoerbaar wordt verklaard indien zij, onverminderd artikel 23, § 4, overeenkomstig het recht van de staat waar zij werd gewezen, nog vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel.

Overeenkomstig artikel 15, § 1 Wetboek IPR wordt de inhoud van het door deze wet aangewezen buitenlands recht door de rechter vastgesteld. Het buitenlands recht wordt toegepast volgens de in het buitenland gevolgde interpretatie.

2. Opdat een buitenlandse rechterlijke beslissing in toepassing van artikel 25, § 1, 4° Wetboek IPR niet wordt erkend of uitvoerbaar verklaard, is bijgevolg vereist dat de Belgische rechter onderzoekt of een buitenlandse rechterlijke beslissing overeenkomstig het recht van de staat waar zij werd gewezen nog vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel.

3. De appelrechter oordeelt dat “[de eiser] aldus faalt in het bewijs dat er tegen het vonnis van 1 september 2006 geveld door de Superior Court of California nog een rechtsmiddel kan ingesteld worden” en dat “[de eiser] beweert maar niet aantoont dat een verstekvonnis (na verloop van tijd na betekening ervan) niet definitief zou worden in Californië (zoals dat in ons rechtsstelsel het geval is)”.

4. Met deze redenen, waardoor de appelrechter oordeelt dat de eiser zelf de inhoud van het recht van Californië dient te bewijzen, doordat hij moet onderzoeken of het vonnis van de Superior Court van Californië overeenkomstig het recht van deze staat nog vatbaar is voor een gewoon rechtsmiddel, schendt de appelrechter de aangevoerde wetsbepalingen en miskent hij het algemene rechtsbeginsel.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Gent.

(…)


Note / Noot

Zie artikel Jinske Verhellen in dit nummer, p. 23.