Hof van Justitie van de Europese Unie 25 oktober 2017
Zaak: C-106/16 |
![](https://s3-eu-west-1.amazonaws.com/dbit-prod-resourcesfiles-files-1j94lw92x1xx5/strada/images/revues/rdc_tbh/car10gris.gif)
Het Europees Hof van Justitie heeft op 25 oktober 2017 via zijn uitspraak in de Polbud-zaak (C-106/16) verder vorm gegeven aan de toepassing van de vrijheid van vestiging van vennootschappen. De zaak betreft een Poolse vennootschap die haar statutaire zetel wou verplaatsen naar Luxembourg met behoud van rechtspersoonlijkheid (zonder verplaatsing van haar werkelijke zetel). De schrapping uit het Poolse handelsregister is volgens de Poolse wetgeving echter afhankelijk van de ontbinding van de vennootschap na een liquidatieprocedure.
In het arrest stelt het Hof dat een situatie waarin een overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat opgerichte vennootschap zich wenst om te vormen in een vennootschap naar het recht van een andere lidstaat, en dit met inachtneming van de gestelde oprichtingsvoorwaarden van de tweede lidstaat, onder de vrijheid van vestiging valt. Ook al ontplooit die vennootschap haar voornaamste, zo niet al haar economische activiteiten in de eerste lidstaat.
Het Hof is verder van oordeel dat de Poolse regeling, door de liquidatie van de vennootschap te vereisen, de grensoverschrijdende omzetting van een vennootschap kan belemmeren of zelfs beletten. Een dergelijke beperking van de vrijheid van vestiging is in beginsel slechts toelaatbaar wanneer zij gerechtvaardigd is door dwingende redenen van algemeen belang. Het Hof besluit echter dat in casu de algemene verplichting tot liquidatie verder gaat dan nodig is om de doelstelling van bescherming van het algemene belang te verwezenlijken.
Het arrest kan worden geraadpleegd via deze link: http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=195941&pageIndex=0&doclang=NL&mod e=req&dir=&occ=first&part=1&cid=976485.