Article

[Afstand van het voordeel van de bedongen opschortende voorwaarden] Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem, R.D.C.-T.B.H., 2017/4, p. 410-412

VERBINTENISSENRECHT - ALGEMENE BEGINSELEN
Modaliteiten - Voorwaardelijke verbintenis - Opschortende voorwaarde - Bedongen in het uitsluitende belang van één van de partijen - Afstand door die partij - Cassatieberoep in burgerlijke zaken
Wanneer de opschortende voorwaarde in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen, vermag die partij, hangende de voorwaarde, daarvan afstand te doen.
CASSATIE
Cassatiemiddelen in burgerlijke zaken - Te voegen stukken
Het middel dat is afgeleid uit de miskenning van de bewijskracht van een akte, is niet ontvankelijk wanneer de bestreden beslissing de bewoordingen van die akte niet overneemt en de eisers aan het Hof geen eensluidend verklaard afschrift van die akte overleggen.
DROIT DES OBLIGATIONS - PRINCIPES GÉNÉRAUX
Modalités - Obligation conditionnelle - Condition suspensive - Stipulée dans l'intérêt exclusif d'une des parties - Renonciation par cette partie - Pourvoi en cassation en matière civile
Lorsque la condition suspensive est stipulée dans l'intérêt exclusif d'une des parties, cette partie peut, y renoncer, alors que la condition est encore pendante.
CASSATION
Moyens de cassation en matière civile - Pièces à joindre
Le moyen qui se déduit de la violation de la foi due à un acte, est irrecevable lorsque la décision attaquée ne reprend pas les termes de cet acte et que les demandeurs ne remettent pas à la Cour une copie certifiée conforme de cet acte.

Conclusie van advocaat-generaal
Van Ingelgem
I. Situering

1.De betwisting kadert in een overeenkomst van overdracht van aandelen (in verschillende vennootschappen) tussen partijen, onder vervulling van een aantal opschortende voorwaarden.

2.Verweerster deed inzake afstand van het voordeel van de bedongen opschortende voorwaarden, waardoor volgens haar de overdracht van de aandelen tegen de afgesproken prijs definitief zou zijn.

3.Het bestreden arrest zegt voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand kwam, en veroordeelt eisers tot de uitvoering in natura ervan.

4.Tegen deze beslissing voeren eisers een enig middel tot cassatie aan.

II. Bespreking van het middel

5.Eisers zijn van mening dat de begunstigde van een opschortende voorwaarde - tenzij zulks uitdrukkelijk zou zijn overeengekomen - niet bevoegd is om door een eenzijdige wilsverklaring de voorwaardelijke verbintenis om te zetten in een onvoorwaardelijke verbintenis.

6.Door te oordelen dat verweerster afstand kon doen van de opschortende voorwaarden waaraan de tussen partijen gesloten overeenkomst was onderworpen, op grond van het motief dat die opschortende voorwaarden in het exclusieve belang van verweerster waren bedongen, zonder na te gaan of aan verweerster contractueel de mogelijkheid was toegekend om door haar eenzijdige wilsverklaring de voorwaardelijke verbintenissen om te zetten in onvoorwaardelijke verbintenissen, zouden de appelrechters de artikelen 1134, 1168 en 1181 van het Burgerlijk Wetboek hebben geschonden.

7.Een verbintenis is voorwaardelijk, wanneer men deze doet afhangen van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, hetzij door de verbintenis op te schorten totdat de gebeurtenis zal plaatshebben (opschortende voorwaarde), hetzij door ze teniet te doen, naargelang de gebeurtenis plaatsheeft of niet plaatsheeft (ontbindende voorwaarde) (art. 1168 BW).

8.Een voorwaarde van een verbintenis is aldus een toekomstige en onzekere gebeurtenis waarvan de contractpartijen de uitvoering of de uitdoving van de verbintenis laten afhangen [1].

9.Een verbintenis onder een opschortende voorwaarde aangegaan, is die welke afhangt ofwel van een toekomstige en onzekere gebeurtenis, ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad, maar aan partijen nog onbekend is. In het eerste geval kan de verbintenis niet uitgevoerd worden dan nadat de gebeurtenis heeft plaatsgehad. In het tweede geval heeft de verbintenis haar gevolgen met ingang van de dag waarop zij is aangegaan (art. 1181 BW).

10.De overeenkomst waarbij een verbintenis onder opschortende voorwaarde is aangegaan, bestaat hangende de voorwaarde (pendente conditione), ook al is de uitvoering van de verbintenis geschorst. Zij doet derhalve rechten en plichten voor partijen ontstaan en de partij die haar verplichtingen niet nakomt, kan schadeplichtig zijn [2].

11.Als uitgangspunt geldt derhalve dat verbintenissen uit een overeenkomst onmiddellijk opeisbaar zijn. Partijen kunnen de opeisbaarheid van die verbintenissen evenwel afhankelijk maken van de vervulling van een opschortende voorwaarde. Die opschortende voorwaarde kan in het voordeel van beide partijen bedongen zijn wanneer beide er belang bij hebben dat de opeisbaarheid van de verbintenissen opgeschort is tot de verwezenlijking van de voorwaarde, maar zij kan ook in het belang van één van de partijen bedongen zijn. Alleen die partij heeft er dan belang bij dat de verbintenissen niet onmiddellijk opeisbaar zijn, maar slechts bij de vervulling van de voorwaarde.

12.Niets belet aldus de partijen om hangende de voorwaarde (pendente conditione) te beslissen dat de verbintenis onmiddellijk opeisbaar wordt, m.a.w. dat de opeisbaarheid van de verbintenis niet langer is opgeschort tot de verwezenlijking van de voorwaarde. Wanneer de voorwaarde in het belang van beide partijen is bedongen, is daarvoor de toestemming van beide partijen vereist. Beide hadden immers belang bij de opschorting van de opeisbaarheid tot de verwezenlijking van de voorwaarden, zodat de wil van één van de partijen niet kan volstaan om de voorwaardelijke verbintenis om te zetten in een onvoorwaardelijke verbintenis. De andere partij moet daarmee instemmen (cf. art. 1134 BW).

13.Wanneer de voorwaarde in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen, m.a.w. wanneer slechts één van de partijen er belang bij heeft dat de verbintenis niet onmiddellijk opeisbaar is, aanvaardt een meerderheid in de doctrine en de rechtspraak dat die partij hangende de voorwaarde eenzijdig kan beslissen dat de verbintenis onmiddellijk opeisbaar wordt, dus zonder dat de voorwaarde moet zijn verwezenlijkt [3].

14.Als argument daarvoor wordt ingeroepen dat alleen de partij in wier uitsluitend belang de voorwaarde is bedongen, de opeisbaarheid van de verbintenis heeft willen opschorten, terwijl de wederpartij daarentegen van meet af aan de onmiddellijke opeisbaarheid van de verbintenis heeft gewild. Als die wederpartij evenmin zou hebben gewild dat de verbintenis onmiddellijk opeisbaar is, dan zouden de partijen de voorwaarde immers in hun beider voordeel bedongen hebben. Aangezien de wederpartij echter de onmiddellijke opeisbaarheid van de verbintenis nastreeft, kan zij er dan ook niets op tegen hebben dat de partij in wier uitsluitend belang de voorwaarde is bedongen, afstand doet van de voorwaarde, waardoor de verbintenis opeisbaar wordt.

15.Op grond hiervan wordt aldus verdedigd dat wanneer een voorwaarde in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen, de partijen hiermee de bedoeling hebben om die partij een contractueel recht toe te kennen om de verbintenis onmiddellijk opeisbaar te maken, m.a.w. om de opeisbaarheid van die verbintenis niet langer te laten afhangen van de vervulling van de voorwaarde [4].

16.Steun voor deze stelling vinden we ook terug in de rechtspraak van het Franse Hof van Cassatie en het Duitse Bundesgerichtshof die beide oordelen dat de partij in wier uitsluitend belang de voorwaarde is bedongen, hieraan eenzijdig kan verzaken [5].

17.Een minderheid in de doctrine verdedigt daarentegen dat zelfs wanneer de voorwaarde in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen, de toestemming van de beide partijen vereist is om de verbintenis opeisbaar te maken [6].

18.Hiervoor wordt verwezen naar de rechtspraak van de Hoge Raad der Nederlanden. In zijn arrest van 10 maart 1967 heeft de Hoge Raad in dat verband overwogen dat tenzij partijen anders zijn overeengekomen, de partij in wier belang de voorwaarde is bedongen, niet bevoegd is om de voorwaardelijke verbintenis door een eenzijdige wilsverklaring om te zetten in een zuivere verbintenis [7]. Immers, indien partijen die bevoegdheid niet contractueel zijn overeengekomen, mag de wederpartij van de partij in wier belang de opschortende voorwaarde is gemaakt, erop rekenen dat de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen niet van kracht zullen worden zonder dat de voorwaarde is vervuld.

19.Die opvatting kan naar mijn mening evenwel slechts overtuigen, wanneer de voorwaarde in het belang van de beide partijen is bedongen. In dat geval mogen beide er immers op rekenen dat de verbintenis niet opeisbaar wordt zolang de voorwaarde niet is vervuld. Wanneer de voorwaarde daarentegen in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen, betekent dit m.i. echter dat de wederpartij geen belang heeft bij de opschorting van de opeisbaarheid van de verbintenis tot vervulling van de voorwaarde. In zoverre de wederpartij alsdan immers de garantie niet wenst dat de verbintenis pas opeisbaar wordt bij de vervulling van de voorwaarde, kan hier naar mijn oordeel dan ook moeilijk worden voorgehouden dat zij erop zou mogen vertrouwen dat de verbintenis niet opeisbaar wordt zolang de voorwaarde niet is vervuld. Als zij die garantie wilde, dan had zij de voorwaarde ook in haar voordeel moeten bedingen. Daarentegen mag de wederpartij er wel op rekenen dat de verbintenis alleen dan opeisbaar wordt, wanneer de voorwaarde niet wordt vervuld.

20.Het komt mij dan ook voor dat wanneer een voorwaarde in het uitsluitende belang van één van de partijen is bedongen (waarover in dit geval geen discussie lijkt te kunnen bestaan nu partijen in deze uitdrukkelijk overeengekomen zijn dat de voorwaarde uitsluitend in het belang van verweerster is bedongen), die partij hangende de voorwaarde (pendente conditione) eenzijdig kan beslissen (door in casu afstand te doen van de uitsluitend in haar voordeel bedongen opschortende voorwaarde) dat de verbintenis opeisbaar wordt, zelfs zonder dat de voorwaarde is vervuld.

21.In zoverre het bestreden arrest de hierboven nader toegelichte beginselen aldus heeft toegepast, verantwoordt het naar mijn mening zijn beslissing dan ook naar recht, en lijkt het middel derhalve niet te kunnen aangenomen worden.

22.Waar eisers tevens van mening zijn dat de bewijskracht van het geschrift (van 14 december 2010) zou zijn miskend, is het middel m.i. bovendien niet ontvankelijk, nu van deze akte geen voor eensluidend afschrift tot staving van het cassatieberoep werd overgelegd, noch hiervan door het bestreden arrest zelf de tekst werd weergegeven, en uw Hof aldus niet in de mogelijkheid is om de ingeroepen miskenning van de bewijskracht ervan te onderzoeken [8].

III. Conclusie

Verwerping

[1] Cass. 10 november 2011, AR C.10.0438.N, Arr.Cass. 2011, nr. 612.
[2] Cass. 5 juni 1981, Arr.Cass. 1980-81, 1157, nr. 576; zie ook Cass. 8 december 2003, AR C.02.0440.F, Arr.Cass. 2003, 2266, nr. 631 en Cass. 21 april 2008, AR S.07.0038.F, Arr.Cass. 2008, 985, nr. 238.
[3] Bergen 2 mei 2013, JLMB 2015, (303), 304; Antwerpen 22 april 2013, NJW 2014, (551), 553, noot C. Lebon; Gent 23 september 2010, onuitg.; Luik 29 mei 2009, JLMB 2010, (1012), 1014; Rb. Antwerpen 11 januari 1990, T.Not. 1990, (333), 334; C. Lebon, “Verzaking aan opschortende voorwaarde door voorbehoudloze uitvoering van verbintenis onder voorwaarde” (noot onder Antwerpen 22 april 2013), NJW 2014, 553; C. Eyben en J. Acolty, “La condition suspensive et la condition résolutoire. Commentaire des articles 1168 à 1184 du Code civil” in Droit des obligations, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2011, (161), 184; L. Simont, J. De Gavre en P.A. Foriers, “Examen de jurisprudence. Les contrats spéciaux (1981 à 1991)”, RCJB 1995, (107), 158. Zie ook Comité voor Studie en Wetgeving, dossier nr. 1973: “Conséquences civiles et fiscales de la condition suspensive insérée dans un compromis de vente”, 5, 31.
[4] C. Eyben en J. Acolty, “La condition suspensive et la condition résolutoire. Commentaire des articles 1168 à 1184 du Code civil” in Droit des obligations, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2011, (161), 184. Zie hierover ook J. De Coninck, De voorwaarde in het contractenrecht, Brugge, die Keure, 2007, nr. 272.
[5] Frankrijk: Cass. fr. 12 november 2014, nr. 13-24337, www.legifrance.gouv.fr; Cass. fr. 11 september 2012, nr. 11-119598, www.legifrance.gouv.fr; Cass. fr. 20 februari 2007, nr. 05-19601, www.legifrance.gouv.fr; Cass. fr. 22 mei 2001, nr. 99-11547, www.legifrance.gouv.fr; Cass. fr. 13 oktober 1999, nr. 97-21682, www.legifrance.gouv.fr; Cass. fr. 4 november 1976, nr. 75-12178, Bull.civ. 1976, III N.357, 260; Cass. fr. 5 februari 1971, nr. 69-12443, Bull.civ. 1971, III. N. 89, 64. Bij niet-vervulling van de voorwaarde is de overeenkomst vervallen en kan daarvan geen afstand meer worden gedaan: cf. Cass. fr. 22 oktober 2015, nr. 14-20154, www.legifrance.gouv.fr; Duitsland: Bundesgerichtshof 21 september 1994, VIII ZR 257/93; Bundesgerichtshof 23 maart 1998, VIII ZR 185/96.
[6] M. Van Quickenborne, “Libres propos sur la défaillance de la condition suspensive”, RCJB 2009, (292), 319, nr. 39; J. De Coninck, De voorwaarde in het contractenrecht, Brugge, die Keure, 2007, nr. 273.
[7] HR 10 maart 1967, NJ 1967, 194; HR 12 november 2004, NJ 2005, 500.
[8] Cass. 28 mei 2009, AR C.08.0092.F, Arr.Cass. 2009, nr. 58.