Article

Wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie (BS 30 december 2016), R.D.C.-T.B.H., 2017/3, p. 335

Wet van 25 december 2016 tot wijziging van de rechtspositie van de gedetineerden en van het toezicht op de gevangenissen en houdende diverse bepalingen inzake justitie (BS 30 december 2016)

De wet van 25 december 2016, ook wel “pot-pourri IV-wet” genoemd, richt een centraal strafregister van rechtspersonen op. Ze wijzigt daartoe de reeds bestaande artikelen van het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op het centraal strafregister van natuurlijke personen. De wet creëert daarmee een wettelijke basis voor een bestaande praktijk waarbij veroordelingen van rechtspersonen reeds werden bijgehouden zonder uitdrukkelijke wettelijke basis. Tevens worden de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering betreffende het herstel in eer en rechten in strafzaken gewijzigd om het herstel in eer en rechten mogelijk te maken voor rechtspersonen.

Wat betreft het bijhouden van veroordelingen en bepaalde andere beslissingen in strafzaken ten aanzien van rechtspersonen voert de wet van 25 december 2016 een aantal tekstuele wijzigingen door ten aanzien van het bestaande regime voor natuurlijke personen om het eveneens van toepassing te maken op rechtspersonen. Net zoals voor natuurlijke personen wordt in artikel 590 Sv. bepaald dat in het centraal strafregister ook de beslissingen in strafzaken worden bijgehouden die door buitenlandse rechtscolleges worden geveld ten aanzien van rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel of een exploitatiezetel in België hebben. De wetgever voorziet daarnaast tevens in de verplichting voor de griffier om een uittreksel van veroordelingen, andere dan door de politierechtbank of door de correctionele rechtbank zetelend als beroepsrechter tegen een vonnis van de politierechtbank, toe te zenden aan de griffie van het rechtscollege waar de statuten van de rechtspersoon zijn neergelegd. Elke persoon die bekwaam is om een rechtspersoon te vertegenwoordigen kan, indien hij zijn identiteit bewijst, een uittreksel krijgen uit het strafregister dat betrekking heeft op de rechtspersoon in kwestie (art. 595 Sv.). Dat uittreksel wordt uitgereikt door de dienst van het Strafregister van de FOD Justitie.

Voortaan kunnen rechtspersonen genieten van een herstel in eer en rechten. De algemene bepalingen die in dat verband van toepassing zijn op natuurlijke personen (art. 621-623 Sv.: geen herstel genoten de laatste 10 jaar, het ondergaan of uitgevoerd hebben van de straffen, en voldaan hebben aan de burgerlijke gevolgen van de strafrechtelijke uitspraak), zijn evenzeer van toepassing op rechtspersonen. Een verschil bestaat echter op het niveau van het beoordelingscriterium “blijk geven van verbetering en goed gedrag”, dat van toepassing is op natuurlijke personen maar niet kan worden toegepast op rechtspersonen. Daarom worden voor rechtspersonen de in aanmerking te nemen elementen voor de beoordeling bepaald door de procureur des Konings (art. 624 Sv.). Uiteraard moet de rechtspersoon ook een proeftijd hebben doorlopen gedurende dewelke hij zijn bedrijfszetel of exploitatiezetel in België moet hebben gehad. De minimumduur van de proeftijd is dezelfde als deze voor natuurlijke personen, en dus afhankelijk van de zwaarte van de straf (art. 626 Sv.). De rechtspersoon richt zijn aanvraag tot herstel in eer en rechten aan de procureur van het arrondissement waarin zijn maatschappelijke zetel of exploitatiezetel is gevestigd. Buitenlandse rechtspersonen richten hun aanvraag aan de procureur van het arrondissement Brussel (art. 628 Sv.). Artikel 629, § 2 Sv. bepaalt welke stukken de procureur aan het dossier moet toevoegen dat aan de Kamer van inbeschuldigingstelling - die over het verzoek tot herstel in eer en rechten zal oordelen - wordt voorgelegd. Op straffe van afwijzing van het verzoek, moet de persoon die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, op de zitting van de Kamer van inbeschuldigingstelling aanwezig zijn (art. 630 Sv.). Indien het herstel in eer en rechten wordt toegekend, wordt daarvan melding gemaakt op de kant van het eindarrest of eindvonnis, en wordt een uittreksel van het arrest van de Kamer van inbeschuldigingstelling toegezonden aan de minister van Justitie, de procureur des Konings die verslag heeft gedaan, aan de burgemeester van de gemeente waar de rechtspersoon zijn maatschappelijke zetel of exploitatiezetel heeft, en aan de griffier van het rechtscollege waar de statuten van de vennootschap zijn neergelegd (art. 632 Sv.).

TENUITVOERLEGGING VAN DE STRAFFEN
Strafregister - Rechtspersoon
TENUITVOERLEGGING VAN DE STRAFFEN
Uitwissing - Eerherstel - Rechtspersoon
EXÉCUTION DES PEINES
Casier judiciaire - Personne morale
EXÉCUTION DES PEINES
Réhabilitation et effacement des peines - Personne morale