Dit koninklijk besluit kadert in de verdere omzetting van richtlijn nr. 2014/49/EU [1] in het Belgisch recht, en voert de voor deze omzetting noodzakelijke aanpassingen door in het koninklijk besluit van 16 maart 2009 [2]. Hiertoe wijzigt het de bepalingen die verband houden met de praktische modaliteiten op het vlak van de toekenning, de berekening en de uitbetaling van de vergoedingen door het Garantiefonds, alsmede hun financiering.

De wijzigingsbepalingen hebben, onder andere, betrekking op de afstemming van de bepalingen van het koninklijk besluit van 16 maart 2009 op de bepalingen van richtlijn nr. 2014/49/EU inzake:

• het ogenblik van de tussenkomst door het Garantiefonds voor iedere categorie van ondernemingen;
• de categorieën van deposito's die uitdrukkelijk van de bescherming door het Garantiefonds zijn uitgesloten;
• de wijzen van en de voorwaarden voor terugbetaling door het Garantiefonds;
• de bescherming door het depositogarantiestelsel van deposanten van bijkantoren van kredietinstellingen die in andere lidstaten werden opgericht;
• een handleiding voor stresstesten op de naleving waarvan het Garantiefonds zal toezien;
• een terugbetaling op eigen initiatief voor de deposanten van de kredietinstellingen en een terugbetaling na het indienen van een aanvraag voor de deposanten van andere ondernemingen;
• de termijnen binnen welke de terugbetaling door het Garantiefonds moet plaatsvinden;
• de gevallen waarin de terugbetaling aan deposanten uitgesteld mag worden; en
• de gronden tot weigering van de terugbetaling door het Garantiefonds, welke beperkt blijven tot het witwassen van geld en het verstrekken van valse verklaringen.