Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 09/06/2016, R.D.C.-T.B.H., 2016/7, p. 705

Grondwettelijk Hof 9 juni 2016

Zaak: 91/2016
VENNOOTSCHAPPEN
Naamloze vennootschap - Kapitaal - Instandhouding - Schuldeisersbescherming


SOCIÉTÉS Société anonyme - Capital - Maintien - Protection des créanciers

Het Wetboek van Vennootschappen verleent een aantal waarborgen aan schuldeisers van vennootschappen die een kapitaalvermindering of herstructureringen ondergaan om hun bestaande vorderingen veilig te stellen. In de regel geven enkel schuldvorderingen die zijn ontstaan en die nog niet opeisbaar zijn recht op een zekerheidstelling door de betrokken vennootschap. Deze regel werd bij de wet van 22 november 2013 uitdrukkelijk uitgebreid tot vorderingen sub judice. Sinds de wetswijziging van 2013 staat het vast dat schuldeisers die schuldvorderingen hebben waarvoor in rechte of via arbitrage een bezwaar werd ingesteld vóór de algemene vergadering die zich over de kapitaalvermindering of herstructurering moet uitspreken, een zekerheidstelling vragen.

Waar de initiële algemene regel inzake schuldeiserbescherming van toepassing is op alle vennootschapsvormen, werd de nieuwe aanvullende bescherming voor vorderingen sub judice enkel ingevoerd voor de naamloze vennootschap (art. 613, 684 en 766 W.Venn. en via art. 657 W.Venn. in de Comm.VA.).

Naar aanleiding van een prejudiciële vraag heeft het Grondwettelijk Hof op 9 juni 2016 geoordeeld dat, hoewel het onderscheid in behandeling tussen de schuldeisers van een NV en die van een BVBA berust op een objectief criterium, er geen redelijke verantwoording bestaat voor dit onderscheid. Bijgevolg schendt de wet van 22 november 2013 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij aan de schuldeisers van een BVBA (art. 317, eerste lid W.Venn.) niet het recht verleent om een zekerheid te eisen voor schuldvorderingen waarvoor in rechte of via arbitrage een bezwaar werd ingesteld vóór de algemene vergadering die zich over de kapitaalvermindering moet uitspreken.

Hoewel het Grondwettelijk Hof zijn uitspraak beperkt tot een kapitaalvermindering van een BVBA, kan eenzelfde redenering worden doorgetrokken naar andere herstructureringen en naar andere vormen van kapitaalvennootschappen.