Hof van Cassatie 12 mei 2016 [2]
Zaak: C.14.0561.N |
Het gezag van rechterlijk gewijsde strekt zich niet verder uit dan tot hetgeen het voorwerp van de beslissing heeft uitgemaakt (art. 23 Ger.W.), en blijft bestaan zolang de beslissing niet ongedaan is gemaakt (art. 26 Ger.W.). Volgens artikel 1122 Ger.W. kan ieder die niet behoorlijk is opgeroepen of niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen derdenverzet doen tegen een, zij het voorlopige, beslissing die zijn rechten benadeelt en die gewezen is door een burgerlijk gerecht.
Het niet instellen van derdenverzet brengt voor de derde geen verlies mede van de hem toebehorende rechten, rechtsvorderingen en excepties, zoals wordt vastgelegd in artikel 1124 Ger.W. Het Hof van Cassatie oordeelde dat uit het gegeven dat een persoon geen derdenverzet heeft aangetekend nadat de beslissing hem werd betekend, in principe niet volgt dat deze beslissing ten opzichte van die derde de bewijswaarde heeft van een onweerlegbaar vermoeden dat de rechter bindt.
[1] | www.cass.be. |