Deze wet regelt de verplichtingen van de Belgische financiële instellingen en van de Federale Overheidsdienst Financiën met betrekking tot de inlichtingen die aan een bevoegde autoriteit van een ander rechtsgebied moeten worden medegedeeld in het kader van een automatische uitwisseling van inlichtingen betreffende financiële rekeningen die georganiseerd zijn overeenkomstig richtlijn nr. 2014/107/EU [1].

In de eerste plaats worden de verplichtingen geregeld voor een rapporterende financiële instelling om inlichtingen mee te delen betreffende te rapporteren rekeningen en betalingen gedaan aan niet-participerende financiële instellingen (o.a. omschrijving van de mede te delen informatie; uitzonderingen op de mede te delen informatie; bijzondere bepalingen wanneer de Verenigde Staten het aan rapportering onderworpen gebied zijn; de voorwaarden waaronder deze wet geen toepassing vindt; de mogelijkheid om beroep te doen op derde dienstverleners; en de verplichting om de gegevens gedurende 7 jaar te bewaren).

Daarnaast voorziet deze wet ook in bepalingen betreffende de vertrouwelijkheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de personen wiens gegevens worden verwerkt in het kader van deze wet (o.a. het uitdrukkelijk van toepassing verklaren van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzicht van de verwerking van persoonsgegevens; informatie- en kennisgevingsverplichtingen; van toepassing verklaring van het beroepsgeheim van de ambtenaren van de FOD Financiën; verplichting van de FOD Financiën om de gegevensbestanden gedurende 7 jaar te bewaren; en uitzonderingen op het vertrouwelijk karakter van de verwerkte informatie).

Ook voorziet de wet in sancties voor inbreuken op deze wet begaan door betrokken financiële instellingen.

De drie bijlagen bij deze wet geven een verdere technische uitwerking aan de principes die zijn opgenomen in de wettekst.