Article

Hof van Cassatie, 17/09/2015, R.D.C.-T.B.H., 2016/4, p. 394-395

Hof van Cassatie 17 september 2015

TUSSENPERSONEN (HANDEL)
Distributierecht - Precontractuele informatie - Verjaringstermijnen - Oorzaken van stuiting
Krachtens artikel 5 van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten (nu art. X.30, al. 1 WER), kan de persoon die het recht verkrijgt, de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst inroepen binnen 2 jaar na het sluiten van de overeenkomst. Vóór het verstrijken van deze termijn kan geen bevestiging van de nietigheid worden afgeleid uit de loutere uitvoering van de overeenkomst met kennis van zaken. De wettelijke bepaling vereist enkel dat de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst wordt ingeroepen binnen de bepaalde termijn, en niet dat binnen die termijn een vordering in nietigverklaring wordt ingesteld.
INTERMÉDIAIRES
Droit de la distribution - Information précontractuelle - Délais de prescription - Causes d'interruption
Suivant l'article 5 de la loi du 19 décembre 2005 relative à l'information précontractuelle dans le cadre d'accords de partenariat commercial (aujourd'hui art. X.30, al. 1er, CDE), la personne qui obtient le droit peut invoquer la nullité de l'accord de partenariat commercial dans les 2 ans de la conclusion de l'accord. Avant l'expiration de ce délai, aucune confirmation de la nullité ne peut être déduite de la seule exécution de la convention en connaissance de cause. La disposition légale exige seulement que la nullité soit invoquée dans le délai mentionné, et non que dans ce même délai une action en nullité soit introduite.

S.M., advocaat, in zijn hoedanigheid van curator over het faillissement van Physiomins België NV / YMF Cosmetics BVBA

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter als voorzitter), A. Smetryns, K. Mestdagh, G. Jocqué en K. Moens (raadsheren)
OM: A. Van Ingelgem (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. P. Vanlersberghe
Zaak: C. 14.0188.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 18 november 2013.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft op 3 juni 2015 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Raadsheer A. Smetryns heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste middel

1. Krachtens artikel 5 van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten, zoals hier van toepassing, kan de persoon die het recht verkrijgt, de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst inroepen binnen 2 jaar na het sluiten van de overeenkomst.

2. Uit deze bepaling volgt dat vóór het verstrijken van deze termijn geen bevestiging van de nietigheid kan worden afgeleid uit de loutere uitvoering van de overeenkomst met kennis van zaken.

In zoverre het middel van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt het naar recht.

3. De appelrechters oordelen, na te hebben vastgesteld dat de eiser opwerpt dat de verweerster met kennis van zaken gedurende anderhalf jaar vrijwillig de overeenkomst heeft uitgevoerd, dat de eiser de wet van 19 december 2005 op een wel zeer eigenaardige wijze wil interpreteren, dat artikel 5 ervan duidelijk is: “in geval van niet-naleving van de bepalingen van artikel 3 - zoals in casu - heeft de beschermde persoon, met name de franchisenemer, de mogelijkheid om gedurende twee jaar na het sluiten van de overeenkomst de nietigheid ervan in te roepen” en dat aan meer voorwaarden hiertoe niet moet worden voldaan.

4. De appelrechters die aldus te kennen geven dat een uitvoering van de overeenkomst met kennis van zaken tijdens de in artikel 5 bepaalde termijn geen gevolgen heeft op de mogelijkheid om de nietigheid van de overeenkomst in te roepen, verwerpen en beantwoorden het in het middel bedoelde verweer.

Het middel mist in zoverre feitelijke grondslag.

Tweede middel
Tweede onderdeel

5. Voormeld artikel 5 van de wet van 19 december 2005 vereist enkel dat de nietigheid van de commerciële samenwerkingsovereenkomst wordt ingeroepen binnen de bepaalde termijn en niet dat binnen die termijn een vordering in nietigverklaring wordt ingesteld.

Het onderdeel dat van een andere rechtsopvatting uitgaat, faalt naar recht.

Eerste onderdeel

6. Het onderdeel dat aanvoert dat na de termijn van 2 jaar geen vordering in rechte meer kan worden ingesteld, gaat uit van de in het tweede onderdeel vergeefs aangevoerde grief dat artikel 5 van de wet van 19 december 2005 vereist dat de vordering in rechte binnen die termijn wordt ingesteld.

Het onderdeel is afgeleid en mitsdien niet ontvankelijk.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiser tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiser op 1.069,13 EUR.

(…)