Gerecht van de Europese Unie 16 december 2015
Air Canada e.a. / Europese Commissie
Zaken: T-9/11, T-28/11, T-36/11, T-38/11, T-39/11, T-40/11, T-43/11, T-46/11, T-48/11, T-56/11, T-62/11, T-63/11 en T-67/11 |
Op 16 december 2015 vernietigde het Gerecht een beslissing van de Europese Commissie van 2010, waarin zij 11 luchtvaartmaatschappijen een boete van in totaal ongeveer 790 miljoen euro had opgelegd wegens illegale prijsafspraken met betrekking tot brandstof- en veiligheidstoeslagen.
Opvallend aan de beslissing is dat de Commissie, in de uiteenzetting van haar gronden, argumenteerde dat die maatschappijen hadden deelgenomen aan één globaal kartel, een zgn. “enkele voortdurende inbreuk” op het mededingingsrecht. Echter, het beschikkende gedeelte van de beslissing bevatte vier verschillende artikels, die vier verschillende kartels leken vast te stellen met verschillende deelnemers en met betrekking tot verschillende vluchtroutes.
Het Gerecht oordeelde dat het overwegende gedeelte en het beschikkende gedeelte van de beslissing contradictorisch zijn. Het benadrukte dat de rechten van verdediging vereisen dat het beschikkende gedeelte van dergelijke beslissingen, die aanzienlijke boetes opleggen, duidelijk en precies moet zijn. De ondernemingen moeten op ondubbelzinnige wijze kunnen begrijpen wat hen wordt verweten.
Dat er een zekere tegenspraak is tussen de overwegingen en de eigenlijke beslissing, is niet noodzakelijk problematisch, zolang de beschuldigde ondernemingen uit het beschikkende gedeelte van de beslissing duidelijk kunnen afleiden waarvoor zij aansprakelijk worden geacht en zich hiertegen kunnen verdedigen. Dat was volgens het Gerecht in deze zaak echter niet het geval.
Het Gerecht sprak zich evenwel niet uit over de grond van de zaak. Dat heeft tot gevolg dat de Commissie alsnog een nieuwe beslissing kan nemen, die dan wel de rechten van verdediging zal moeten respecteren. De Commissie kan uiteraard ook een hogere voorziening instellen tegen het arrest.