Article

– Wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen (BS 30 oktober 2015) (enkele bepalingen in werking getreden op 1 november 2015, andere hebben uitwerking met ingang vanaf 1 november 2014 of vanaf 1 juli 2018), R.D.C.-T.B.H., 2016/3, p. 309-311

Wet van 26 oktober 2015 houdende wijziging van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere wijzigingsbepalingen (BS 30 oktober 2015) (enkele bepalingen in werking getreden op 1 november 2015, andere hebben uitwerking met ingang vanaf 1 november 2014 of vanaf 1 juli 2018)

Bij wet van 26 oktober 2015 werd het Wetboek van economisch recht (WER) gewijzigd om een aantal onduidelijkheden, tegenstrijdigheden en vergetelheden weg te werken. Daarbij werden ook een aantal wijzigingen aangebracht aan Boek VII. “Betalings- en kredietdiensten”, alsook aan de definities eigen aan Boek VII, zoals opgenomen in Boek I. “Definities”. Het betreft onder meer de volgende wijzigingen:

    1. de volgende correcties en verduidelijkingen werden aangebracht in Boek I:

    • de definitie van “verbonden agent” wordt beperkt tot de kredietbemiddelaars die handelen voor rekening van en onder de volle en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid van slechts één kredietgever. Voordien verwees de definitie ook naar zij die onder de verantwoordelijkheid handelen van “slechts één groep van kredietgevers, of een aantal kredietgevers of groepen die niet de meerderheid van de markt vertegenwoordigen”, maar deze categorieën werden door de wetgever overbodig geacht;
    • de definitie van “kredietmakelaar” is niet langer negatief omschreven als “de kredietbemiddelaar die geen verbonden agent is”, maar wel positief als “een kredietbemiddelaar, met uitsluiting van een verbonden agent, een subagent of een agent in nevenfunctie, die zijn bemiddelingsactiviteiten uitoefent buiten elke exclusieve agentuurovereenkomst of elke andere juridische verbintenis die hem verplicht zijn hele productie of een bepaald deel ervan te plaatsen bij een of meerdere kredietgevers”;
    • de definitie van “subagent” wordt aangevuld met de woorden “die geen subagent is”, zodat duidelijk wordt dat de kredietbemiddelaar voor wiens rekening en onder wiens volledige en onvoorwaardelijke verantwoordelijkheid de subagent handelt, zelf geen subagent mag zijn;
  • in Boek VII wordt op verschillende plaatsen de verwijzing naar de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vervangen door een verwijzing naar de nieuwe bankwet van 25 april 2014;
  • artikel VII.72 WER wordt verduidelijkt, zodat de bewoordingen van dit artikel niet conflicteren met de definitie van “verbonden agent” in Boek I. Voorheen konden de bewoordingen van artikel VII.72, tweede lid WER (“Oefent geen nevenactiviteit uit, de kredietbemiddelaar die tegelijkertijd een kredietovereenkomst en een betaalinstrument aanbiedt dat kan aangewend worden buiten zijn vestiging of een kredietovereenkomst aanbiedt die geheel of gedeeltelijk bestemd is voor de aankoop van goederen of diensten die niet door hem worden aangeboden”) de indruk wekken dat zij de definitie van “verbonden agent” (“verkopers van goederen en diensten van niet-financiële aard die, bij wijze van nevenactiviteit en voor rekening van een of meer kredietgevers, als bemiddelaar inzake consumentenkrediet optreden”) wijzigden. Om deze verwarring te vermijden worden de woorden “oefent geen nevenactiviteit uit” uit dit artikel VII.72 WER verwijderd;
  • artikel VII.78, § 1 WER werd aangepast om het probleem in verband met de vereiste van een zogeheten “gekwalificeerde” elektronische handtekening (d.m.v. de elektronische identiteitskaart) voor het afsluiten van een consumentenkredietovereenkomst op afstand op te lossen. Banken hebben reeds eigen systemen ontwikkeld voor het ondertekenen van verrichtingen op afstand zonder dat een gekwalificeerde elektronische handtekening vereist is (bv. kaartlezers en digipass), en de aanpassingen van deze informaticasystemen zouden volgens de wetgever een te grote administratieve last met zich meebrengen. Met deze wetswijziging is het nu mogelijk voor de banken om andere systemen van elektronische handtekeningen te gebruiken, zolang zij aan de door de Koning bepaalde kwaliteits- en veiligheidscriteria voldoen teneinde de identiteit van de partijen, hun instemmingen met de inhoud van de overeenkomst en het behoud van de integriteit van de overeenkomst te verzekeren;
  • het toepassingsgebied van artikel VII.100, § 1, eerste lid WER betreffende de opschorting van kredietovereenkomsten en het door de kredietgever eisen van de terugstorting binnen 45 dagen van het bedrag in een niet geoorloofde debetstand wordt uitgebreid tot betaalrekeningen (en geldt dus niet langer enkel bij kredietopeningen) waarbij een ongeoorloofde debetstand zich voordoet;
  • artikel VII.159, § 3 WER dat bepaalt welke artikelen van Boek VII van toepassing zijn op de overnemers van hypothecaire schuldvorderingen (o.a. de bepalingen in verband met de toegang tot de activiteit van kredietgevers) wordt aangevuld met een tweede lid dat voorziet in een afwijking voor mobiliseringsinstellingen in de zin van artikel 2 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende diverse maatregelen ter vergemakkelijking van de mobilisering van schuldvorderingen in de financiële sector. Dergelijke instellingen moeten dus een vergunning krijgen, maar moeten niet voldoen aan de verplichtingen inzake het minimumkapitaal, zoals opgelegd door artikel VII.162 WER. Dit wordt door de wetgever verantwoord door te wijzen op de specifieke financieringsstructuur van dergelijke instellingen, waarbij de risico's voor de goede afloop van de schuldvorderingen worden gedragen door de obligatiehouders, waardoor een verplichting inzake het minimumkapitaal volgens de wetgever niet nuttig lijkt;
  • de lijst van de kredietgevers inzake consumentenkrediet in artikel VII.172, eerste lid WER wordt aangevuld met de beleggingsondernemingen (met een vergunning als “beursvennootschap”). Deze ondernemingen mogen een krediet of lening verstrekken aan beleggers om hen in staat te stellen een transactie in een of meer financiële instrumenten te verrichten waarin de beleggingsondernemingen die het krediet of de lening verstrekken zelf partij zijn. Aangezien in België enkel de beleggingsondernemingen met een vergunning als beursvennootschap dergelijke diensten mogen verlenen, mogen ook enkel de ondernemingen met een dergelijke vergunning als beursvennootschap een vergunning aanvragen als kredietgever inzake consumentenkrediet. Evenwel moeten dergelijke beleggingsondernemingen als gevolg van een wijziging aan artikel VII.173 WER niet voldoen aan alle vergunningsvoorwaarden (aangezien deze anders overlappen met het toezicht dat de Nationale Bank van België op deze ondernemingen uitoefent);
  • artikel VII.176, § 3 WER, dat bepaalde vergunnings- en bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden (zoals aangaande de vennootschapsvorm, het minimumkapitaal, de aandeelhouderskring en de effectieve leiders) buiten toepassing verklaart op enkele categorieën van kredietgevers naar buitenlands recht (die niet worden bedoeld in art. VII.174 WER en dus niet beschikken over een gereglementeerd statuut in hun lidstaat van herkomst, en die niet beschikken over een Europees paspoort voor het verlenen van consumenten- of hypothecair krediet), wordt vervangen door een duidelijke opsomming van de gereglementeerde ondernemingen waarvoor deze vrijstelling geldt;
  • in artikel VII.181 WER wordt onder andere gepreciseerd dat de personen die belast zijn met de effectieve leiding bij een bemiddelaar-rechtspersoon inzake hypothecair krediet, en voor zover deze personen geen lid zouden zijn van het wettelijk bestuursorgaan, ook moeten voldoen aan de vereisten van beroepskennis, geschiktheid en professionele betrouwbaarheid in artikel VII.181, § 2, 1° WER;
  • artikel VII.183 WER betreffende bemiddelaars inzake hypothecair krediet die in het kader van de vrije dienstverrichting voornemens zijn om activiteiten te verrichten in een andere lidstaat, wordt aangevuld met de bedoeling artikel 9, 3., ii) van richtlijn nr. 2014/17/EU om te zetten. D.m.v. dit artikel worden de lidstaten toegelaten minimale kennis- en bekwaamheidsvereisten vast te stellen voor dergelijke bemiddelaars, wat vanaf heden door de FSMA zal worden nagegaan. Ook wordt in dit artikel VII.183 WER een § 5bis toegevoegd i.v.m. de verplichting tot het aanwijzen van verantwoordelijken voor de distributie;
  • de wijzigingen aan artikel VII.188, § 5 WER houden een afstemming in van de vermeldingen die gepubliceerd moeten worden in het register van de bemiddelaars inzake consumentenkrediet t.a.v. de vermeldingen die gepubliceerd moeten worden in het register van de bemiddelaars inzake hypothecair krediet. De voornaamste wijziging bestaat in de toevoeging aan de lijst van verplichte vermeldingen van de naam van de verantwoordelijken van de distributie, en voor de verbonden agenten, van de naam van de kredietgever met wie zij verbonden zijn.

Voor het overige worden de overgangsbepalingen in de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van Boek VII. “Betalings- en kredietdiensten” in het Wetboek van economisch recht, en met name artikel 54, § 5 betreffende het verkrijgen van een definitieve vergunning door de kredietgevers inzake hypothecair krediet die als hypotheekonderneming zijn ingeschreven, als volgt gewijzigd:

    • in het eerste lid wordt verduidelijkt dat de kredietgevers inzake hypothecair krediet binnen een termijn van 18 maanden na de inwerkintreding van Boek VII, Titel 4, Hoofdstuk 4, om een definitieve vergunning als kredietgever of om een inschrijving als kredietbemiddelaar moeten verzoeken. Voor de wetswijziging werd gesteld dat deze kredietgevers binnen die termijn een definitieve vergunning of inschrijving moesten verkrijgen van de FSMA;
    • in het tweede lid wordt aangegeven dat de voorlopige vergunning of de voorlopige machtiging om de activiteiten als kredietgever en/of als kredietbemiddelaar te blijven uitoefenen (en die reeds actieve en reeds ingeschreven kredietgevers en kredietbemiddelaars van rechtswege ontvangen uit hoofde van art. 54, § 4 van de wet van 19 april 2014) komt te vervallen wanneer geen verzoek tot verkrijging van een definitieve vergunning of inschrijving ingediend werd binnen de 18 maanden of ingeval de FSMA besloten heeft het verzoek te weigeren.

    De wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (de “witwaswet”) wordt als volgt gewijzigd:

      • een aanpassing van artikel 16, § 3 en 19 ingevolge de wijziging in het toepassingsgebied van de witwaswet door artikel 25 van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van Boek VII in het WER; en
      • een wijziging van artikel 39, § 1 om de bevoegdheidsverdeling tussen de FSMA en de FOD Economie aan te passen op het vlak van de strijd tegen het witwassen van geld en financiering van terrorisme, ten aanzien van kredietgevers inzake hypothecair krediet en inzake consumentenkrediet (de FSMA blijft belast met het toezicht op de hypotheekondernemingen, terwijl de FOD Economie belast blijft met het toezicht op de kredietgevers inzake consumentenkrediet tot op het moment van de inwerkingtreding van Boek VII, Titel 4, Hoofdstuk 4 van het WER).
      BANK- EN KREDIETWEZEN
      Betalingsdiensten - Hypothecair krediet - Consumentenkrediet
      BANQUE ET CRÉDIT
      Services de paiement - Crédit hypothécaire - Crédit à la consommation