Hof van Cassatie 10 december 2015
| Zaak: C.13.0463.N |
Indien er onenigheid bestaat tussen de verhuurder en de huurder wanneer de verhuurder de hernieuwing van de huur afhankelijk stelt van bepaalde modaliteiten, komt het krachtens artikelen 18 en 19 van de handelshuurwet aan de rechter toe om, deze modaliteiten in hun plaats naar billijkheid te bepalen. Indien deze onenigheid meer bepaald betrekking heeft op de gevraagde huurprijs, dan dient de rechter onder meer rekening te houden met de prijs die in de wijk, de agglomeratie of de streek gewoonlijk wordt gevraagd voor vergelijkbare onroerende goederen.
In het geval van onenigheid tussen de verhuurder en de huurder over de huurprijs bij huurvernieuwing is aldus een actief optreden van de rechter vereist. De rechter kan, zo nodig, een deskundigenonderzoek gelasten ter inzameling van de dienstige beoordelingselementen. Hij zal echter niet de door de verhuurder gevraagde aanpassing van de huurprijs kunnen verwerpen op de enkele grond dat deze verhuurder geen voldoende concrete elementen aanbrengt teneinde de gevraagde aanpassing te rechtvaardigen.
