Hof van Cassatie 3 december 2015
| Zaak: C.14.0591.N |
Op basis van artikel 16, I, 3° van de handelshuurwet heeft de verhuurder het recht de hernieuwing van de huur te weigeren indien hij of zij het onroerend goed of het gedeelte van het onroerend goed waarin de afgaande huurder zijn bedrijf uitoefent wenst af te breken om weder op te bouwen.
De verhuurder-eigenaar die zich beroept op voormeld artikel teneinde de hernieuwing van de huur te weigeren, verbindt zich ertoe de aangekondigde werken voor eigen rekening uit te voeren.
Wanneer de verhuurder echter mede-eigenaar is van het betrokken onroerend goed dat het voorwerp uitmaakt van een handelshuurovereenkomst, en deze verhuurder in overeenstemming met artikel 16, I, 3° van de handelshuurwet de hernieuwing van de huur weigert, kan de verplichting tot uitvoering van de werken worden uitgevoerd door eenieder die op het ogenblik van de weigering van de huurhernieuwing mede-eigenaar is van dat onroerend goed. De werken moeten in dat geval dus niet noodzakelijk door de weigerende verhuurder zelf worden uitgevoerd.
