Deze richtsnoeren, die vanaf 21 maart 2016 van toepassing zijn, geven verdere details met betrekking tot de in artikelen 18 en 20, 1. van richtlijn nr. 2014/17/EU [1] uiteengezette vereisten om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen bij het aangaan van kredietovereenkomsten met consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen (o.a. richtsnoeren m.b.t. de verificatie van het inkomen van de consument, de documentatie en de bewaring van informatie; de identificatie en preventie van verkeerde voorstellingen van zaken door de kredietgever; de beoordeling van het vermogen van de consument om de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen; het in aanmerking nemen van aangegane betalingsverplichtingen en andere niet-discretionaire uitgaven; en het in aanmerking nemen van potentiële toekomstige negatieve scenario's).