Article

Hof van Cassatie, 26/06/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/9, p. 886-887

Hof van Cassatie 26 juni 2014

INTELLECTUELE RECHTEN
Octrooi - Europees octrooi - Voorlopige maatregelen - Nietigverklaring octrooi
Het niet bij voorraad uitvoerbare karakter van een eventuele beslissing tot vernietiging van een octrooi in eerste aanleg en de schorsende werking van een eventuele voorziening in cassatie tegen een dergelijke beslissing in hoger beroep verantwoorden niet dat in kort geding verkregen voorlopige maatregelen uitwerking krijgen tot na het tijdstip waarop een octrooi bij een beslissing van de bodemrechter wordt vernietigd.
DROITS INTELLECTUELS
Brevet - Brevet européen - Mesures provisoires - Nullité du brevet
Le caractère non exécutoire par provision d'une éventuelle décision d'annulation d'un brevet en première instance et de l'effet suspensif d'un éventuel pourvoi en cassation dirigé contre une telle décision rendue en degré d'appel ne permettent pas de conférer aux mesures provisoires en référé un effet qui se prolonge au-delà de l'annulation du brevet par une décision du juge du fond.

Sandoz NV en Accord Healthcare BV / Astrazeneca NV en Astrazeneca AB

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter), B. Deconinck, A. Smetryns, B. Wylleman en K. Moens (raadsheren)
OM: A. Van Ingelgem (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. C. De Baets en J. Verbist
Zaak: C.13.0336.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 5 maart 2013.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft op 17 april 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Raadsheer A. Smetryns heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eiseressen voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Ontvankelijkheid

1. De verweersters werpen een grond van niet-ontvankelijkheid van het middel op: het middel vertoont geen belang daar het opkomt tegen een overtollige reden.

2. Het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid is niet te scheiden van het onderzoek van het middel.

De grond van niet-ontvankelijkheid dient te worden verworpen.

Middel

3. Krachtens artikel 584, eerste lid Gerechtelijk Wetboek doet de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, in de gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt.

Artikel 1039, eerste lid van hetzelfde wetboek, bepaalt dat de beschikkingen in kort geding geen nadeel toebrengen aan de zaak zelf.

4. Uit deze bepalingen volgt dat de beslissing van de kortgedingrechter ophoudt uitwerking te hebben vanaf een andersluidende beslissing van de bodemrechter, ook al is deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad en werd tegen deze beslissing een rechtsmiddel aangewend.

5. Krachtens artikel 51 octrooiwet wordt een beslissing waarbij een octrooi geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, slechts ingeschreven in het Register wanneer zij in kracht van gewijsde is gegaan en heeft de voorziening in cassatie tegen de beslissing tot nietigverklaring schorsende werking.

6. Uit het geheel van de voormelde bepalingen volgt dat, niettegenstaande het bepaalde in artikel 51 octrooiwet, de kortgedingrechter niet kan beslissen dat de door hem genomen maatregelen nopens betwiste octrooirechten uitwerking zullen hebben totdat de beslissing van de bodemrechter tot vernietiging van het octrooi in kracht van gewijsde is getreden. Dit sluit niet uit dat de kortgedingrechter bij de beoordeling van de ogenschijnlijke rechten van de octrooihouder, niettegenstaande de vernietigingsbeslissing, bewarende maatregelen treft indien de octrooihouder voldoende aannemelijk maakt dat zijn rechtsmiddel tegen deze beslissing succesvol zal zijn en dergelijke maatregelen geboden zijn gelet op de omstandigheid van de zaak zoals de duur van de procedure en de omvang van de mogelijke schade.

7. De eiseressen vorderden dat de duur van een eventueel tegen hen uitgesproken inbreukverbod op het octrooi van de verweersters slechts van kracht zou blijven tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank.

De appelrechters verwerpen dit verweer met de reden dat “bij het verzoek van [de eiseressen] (...) immers geen rekening (wordt) gehouden met het niet bij voorraad uitvoerbare karakter van een eventuele beslissing tot vernietiging van het octrooi in eerste aanleg, en de schorsende werking van een eventuele voorziening in cassatie tegen een dergelijke beslissing in hoger beroep”.

8. De appelrechters die aldus aan de voorlopige maatregelen uitwerking geven tot na het tijdstip waarop het octrooi bij een beslissing van de bodemrechter wordt vernietigd, verantwoorden hun beslissing niet naar recht.

Het middel is gegrond.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het de vordering van de eiseressen die ertoe strekte te horen zeggen dat het inbreukverbod hoogstens van kracht blijft tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank tussenkomt, als ongegrond afwijst.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

Veroordeelt de verweersters tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiseressen op 690,55 EUR en voor de verweersters op 430,40 EUR.

Zegt dat er geen grond tot verwijzing is.

(…)


Note / Noot

Het Hof van Cassatie velde een gelijkluidend arrest in een tweede zaak: Cass. 26 juni 2014, Sandoz NV / Bayer Pharma AG, rolnr. C.13.0332.

De hier gepubliceerde cassatierechtspraak bouwt voort op en nuanceert de problematiek aangehaald in TBH 2014/5: Cass. 5 januari 2012 en Cass. 24 juni 2013, noot P. Cappuyns, “De prima facie-geldigheid van octrooien en de schorsende werking van het beroep: de recente cassatierechtspraak vergeleken met die van onze buurlanden”.

Onder invloed van deze rechtspraak neemt de kortgedingrechter inmiddels naar gelang de omstandigheden een kritischer houding aan ten opzichte van het “vermoeden van geldigheid van de titel”. Zie bijvoorbeeld Voorz. Kh. Brussel 24 maart 2015, Astrazeneca / Teva Pharma, C/15/0002, IEFbe 1280; Voorz. Kh. Brussel 21 november 2014, Sandoz / Astrazeneca, C/14/50027, IEFbe 1073 (beroep ingesteld).