Article

Actualité : Hof van Justitie, 28/01/2015, R.D.C.-T.B.H., 2015/7, p. 744-745

Hof van Justitie 28 januari 2015

Harald Kolassa / Barclays Bank plc

Zaak: C-375/13
EUROPEES EN INTERNATIONAAL GERECHTELIJK RECHT
Verordening EG nr. 44/2001 van 22 december 2000 - Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgelijke en handelszaken - Bevoegdheid - Financiële instrumenten - Aansprakelijkheid


DROIT JUDICIAIRE EUROPÉEN ET INTERNATIONAL
Règlement CE n° 44/2001 du 22 décembre 2000 - Compétence judiciaire, reconnaissance et exécution des décisions en matière civile et commerciale - Compétence - Instruments financiers - Responsabilité


Deze zaak betreft een geschil ten gronde over een vordering tot schadevergoeding tegen een emittent van obligaties aan toonder (waarvan de waarde rechtstreeks op een portefeuille van onderliggende fondsen geïndexeerd werd) ingevolge de waardevermindering ervan. Voorafgaand aan de beslechting ten gronde werden prejudiciële vragen gesteld in verband met de rechterlijke bevoegdheid, zoals geregeld in verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Het Hof oordeelde dat een consument die bij een beroepsmatig handelende derde een obligatie aan toonder heeft verworven, zonder dat tussen die consument en de emittent van die obligatie een overeenkomst wordt gesloten, zich niet op de in artikel 15, 1. van verordening nr. 44/2001 geregelde bevoegdheidsverdeling inzake overeenkomsten met consumenten kan beroepen. Het komt wel aan de verwijzende nationale rechter toe om te verifiëren of er al dan niet een overeenkomst tussen de consument en de emittent werd gesloten.

Daarnaast oordeelde het Hof dat artikel 5, 1., a) van verordening nr. 44/2001 zodanig moet worden uitgelegd dat een consument die van een derde een obligatie aan toonder heeft verworven, zonder dat de instelling die de obligatie heeft uitgegeven jegens die consument vrijwillig een verbintenis is aangegaan, zich niet op deze bepaling kan beroepen voor de vordering die de consument instelt tegen de emittent op grond van de voorwaarden van de obligatielening, de niet-nakoming van de informatie- en toezichtverplichtingen en de prospectusaansprakelijkheid.

Ten derde stelt het Hof dat artikel 5, 3. van verordening nr. 44/2001 inzake verbintenissen uit onrechtmatige daad aldus moet worden uitgelegd dat het van toepassing is op een vordering waarmee de emittent van een certificaat aansprakelijk wordt gesteld voor het prospectus voor dit certificaat en wegens niet-nakoming van andere op die emittent rustende informatieverplichtingen, voor zover deze aansprakelijkheid niet berust op een verbintenis uit overeenkomst in de zin van artikel 5, 1. van dezelfde verordening. De gerechten van de woonplaats van de verzoeker zijn volgens het Hof bevoegd om van deze vordering kennis te nemen, onder meer wanneer de beweerde schade zich rechtstreeks voordoet op een bankrekening van de verzoeker bij een in het rechtsgebied van die gerechten gevestigde bank.