Krachtens artikel 31, 1. van richtlijn nr. 2014/912/EU betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties, moeten de lidstaten een voorlopige lijst opstellen van ten minste 10 en ten hoogste 20 van de op nationaal niveau meest representatieve aan een betaalrekening verbonden diensten waarvoor een vergoeding in rekening wordt gebracht bij ten minste één betalingsdienstaanbieder. Artikel 3, 2. van diezelfde richtlijn stelt dat de lidstaten rekening moeten houden met a) diensten die door consumenten met betrekking tot hun betaalrekening het meest worden gebruikt, en b) de diensten die voor de consument de hoogste kosten veroorzaken.
De hier besproken richtsnoeren van de Europese Bankautoriteit (“EBA”) moeten de juiste toepassing waarborgen van de in artikel 3, 2. van richtlijn nr. 2014/92/EU bedoelde criteria die bevoegde autoriteiten moeten hanteren wanneer zij een voorlopige lijst opstellen van de meest representatieve, aan een betaalrekening verbonden diensten waarvoor een vergoeding in rekening wordt gebracht. Daartoe bepalen de richtsnoeren hoe de bevoegde autoriteiten de criteria moeten toepassen, welke factoren zij in aanmerking moeten nemen, hoe deze autoriteiten de lijsten moeten rapporteren aan de EBA en de Europese Commissie, en welke aanvullende en ondersteunende gegevens moeten worden verzameld.
BANK- EN KREDIETWEZEN
Bankverrichtingen - Betaalrekeningen - Kosten en vergoedingen
|
BANQUE ET CRÉDIT
Opérations bancaires - Compte courant - Frais et indemnités
|