Rechtbank van eerste aanleg Kortrijk 13 februari 2013
VERBINTENIS UIT ONRECHTMATIGE DAAD
Rechtstreekse aansprakelijkheid - Causaal verband - Meerdere oorzaken - Het relativiteitsvereiste - Equivalentieleer - Oneerlijke handelspraktijken - Afwerving van cliënteel - Niet naleven van een vordering tot staking - (Poging tot) oplichting
|
OBLIGATION (QUASI) DÉLICTUELLE
Responsabilité directe - Lien de causalité - Différentes causes - Théorie de la relativité aquilienne - Pratiques commerciales déloyales - Débauchage de clientèle - Non-respect d'une action en cessation - (Tentative d')escroquerie
|
OM en NV S.P. / NV A.S.
Zet.: F. Gheeraert (rechter) |
OM: F. Desmet (toegevoegde substituut procureur des Konings) |
Pl.: Mrs. E. Swaenepoel, C. Declerck en Kempinaire loco J.P. Duyck |
Zaak: 21.99.217/09 |
(…)
Om deze redenen,
De rechtbank,
wijzende op tegenspraak
(…)
Op burgerlijk gebied |
De rechtbank kan enkel schadevergoeding toekennen aan de burgerlijke partij in zoverre de schade die gevorderd wordt in oorzakelijk verband staat met een bewezen telastlegging. De schade dient met andere woorden voort te komen uit de feiten zoals omschreven in de telastlegging.
De kwalificaties voorzien in de telastleggingen A1-4 en B1-6 beschermen de belangen van de consument zodat de burgerlijke partij als onderneming op grond van deze telastleggingen geen schadevergoeding kan vorderen. Artikel 86 wet marktpraktijken, voorzien in voormelde telastleggingen, heeft het immers over oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten. De telastleggingen voorzien daarentegen niet in artikel 95 wet marktpraktijken (samen met het daarmee corresponderende artikel uit de vroeger van kracht zijnde WHPC) dat het heeft over oneerlijke marktpraktijken waarmee een onderneming de beroepsbelangen van een of meerdere andere ondernemingen schaadt.
Met betrekking tot telastleggingen C1-4, D, E1-5 en F1-5 ontbreekt evenzeer het oorzakelijk verband tussen de gevorderde schade en de telastleggingen.
In zoverre de burgerlijke partij haar vordering steunt op de telastleggingen A1-4, B1-6, C1-4, D, E1-5, F1-5 is deze aldus ongegrond bij gebrek aan oorzakelijk verband.
De telastleggingen C5 en C6 hebben schade berokkend aan de burgerlijke partij die dient vergoed te worden.
Ex aequo et bono kan een bedrag van 500 EUR toegekend worden uit hoofde van een vermengde materiële en morele schade. Een hoger nadeel komt niet bewezen voor of staat niet in oorzakelijk verband met de telastleggingen C5 en C6.
Gelet op de bepalingen van artikel 162bis van het Wetboek van Strafvordering, het KB van 26 oktober 2007 (BS 9 november 2007) en het toegekende bedrag, wordt door de rechtbank aan de burgerlijke partij een geïndexeerde rechtsplegingsvergoeding toegekend, begroot op 220 EUR.
(…)
Zie noot Dorien Vervoort in dit nummer onder het arrest van het hof van beroep te Gent d.d. 14 januari 2014, p. 729.