Article

Hof van beroep Gent, 14/01/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/7, p. 727-729

Hof van beroep Gent 14 januari 2014

De verweerster is gehouden tot vergoeding van de schade die een gevolg is van de in haren hoofde bewezen gebleven tenlasteleggingen. Op grond van de equivalentieleer is er sprake van een causaal verband tussen de (delictuele) fout en de schade indien de schade zoals zij zich in concreto heeft voorgedaan, zich niet zou hebben gerealiseerd zonder de fout. Het gegeven dat de door verweerster geschonden bepalingen enkel de belangen van de consument beschermen, doet hieraan niet de minste afbreuk.
Le défendeur est obligé de réparer le dommage, résultant des accusations prouvées. A cause de la théorie de l'équivalence, il existe un lien de causalité entre la faute (quasi délictuelle) et le dommage, si sans la faute, le dommage n'eût pu se produire tel qu'il s'est réalisé. Le fait que les dispositions, violées par le défendeur, protègent seulement les intérêts des consommateurs, ne nuit pas à cette théorie.
VERBINTENIS UIT ONRECHTMATIGE DAAD
Rechtstreekse aansprakelijkheid - Causaal verband - Meerdere oorzaken - Afwijzing van het relativiteitsvereiste - Equivalentieleer - Oneerlijke handelspraktijken - Afwerving van cliënteel
OBLIGATION QUASI DÉLICTUELLE
Responsabilité directe - Lien de causalité - Différentes causes - Théorie de la relativité aquilienne - Rejet de la théorie de l'équivalence - Pratiques commerciales déloyales - Débauchage de clientèle

OM en NV S.P. / NV J.S.

Zet.: K. Defoort, G. Cassée en A. Allaert (raadsheren)
OM: E. Coppens (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. E. Swaenepoel en W. Van Steenbrugge
Zaak: KO/21.99.217/09
I. Op strafrechtelijk gebied

(…)

II. Op burgerrechtelijk gebied
1. Stelling van partijen

In haar regelmatig ter terechtzitting van het hof van 10 december 2013 neergelegde beroepsconclusie vordert de burgerlijke partij, NV S.P., de veroordeling van de verweerster, de NV J.S. - voorheen de NV A.S. - tot betaling van een schadeloosstelling van 15.650 EUR. uit hoofde van:

- winstderving (klanten aan wie op onrechtmatige wijze zout werd geleverd of die onderhoudswerken lieten uitvoeren bestellen dit geen tweede maal bij de burgerlijke partij). Deze schade wordt geraamd op 400 EUR;

- economische schade bestaande uit het verlies van klanten ingevolge de door de NV J.S. gehanteerde verboden marktpraktijken; de burgerlijke partij raamt deze schade ex aequo et bono op 7.500 EUR;

- schade door aantasting van haar goede naam ex aequo et bono geraamd op 7.500 EUR;

- administratiekosten in billijkheid begroot op 250 EUR.

Zij vordert ten slotte de veroordeling van de verweerster tot de gerechtskosten met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding die zij begroot op 1.210 EUR.

De verweerster, de NV J.S., beroept zich op de vrijheid van handel en betwist de vordering.

2. Beoordeling

Waar het marktgebeuren wordt beheerst door het beginsel der vrije concurrentie is er geen recht op cliënteel, derwijze dat elke potentiële klant mag worden benaderd door een concurrent, zonder dat alleen daarom reeds sprake kan zijn van oneerlijke handelspraktijken.

De afwerving van cliënteel kan evenwel een onrechtmatig karakter verkrijgen zo dit gepaard gaat met begeleidende omstandigheden.

In casu beroept de burgerlijke partij zich op de misleiding door verweerster die bewust verwarring heeft gezaaid tussen de beide handelszaken.

De eerste rechter heeft aan de burgerlijke partij een gemengde morele en materiële schadeloosstelling toegekend ex aequo et bono begroot op 500 EUR, gesteund op de tenlasteleggingen C5 en C6.

De verweerster werd tevens veroordeeld tot een rechtsplegingsvergoeding van 220 EUR.

De vordering werd voor het overige als ongegrond afgewezen bij gebrek aan causaal verband tussen de overige bewezen gebleven tenlasteleggingen en de door de burgerlijke partij gevorderde schade.

Deze beslissing kan slechts ten dele door het hof worden bijgetreden.

De NV J.S. is gehouden tot vergoeding van de schade die een gevolg is van de in haren hoofde bewezen gebleven tenlasteleggingen.

Op grond van de equivalentieleer is er sprake van een causaal verband tussen de (delictuele) fout en de schade indien de schade zoals zij zich in concreto heeft voorgedaan, zich niet zou hebben gerealiseerd zonder de fout.

Het gegeven dat de door de NV J.S. geschonden bepalingen van de WMPC - te weten de tenlasteleggingen A1 tot en met A4 en B1 tot en met B6 - enkel de belangen van de consument beschermen, doet hieraan niet de minste afbreuk.

De burgerlijke partij is derhalve gerechtigd op de in haren hoofde bewezen schade die een gevolg is van de in hoofde van de NV J.S. bewezen gebleven tenlasteleggingen.

Bijgevolg kan deze vordering van de burgerlijke partij niet gesteund zijn op de tenlasteleggingen, B1, B2, B3, B4, C1, C2, C3, C4, E1, E3, F3, F4 en F5 nu deze feiten niet werden gepleegd ten nadele van de burgerlijke partij maar ten nadele van andere marktspelers (NV A.C. en NV D.).

Het hof stelt vast dat de burgerlijke partij haar vordering overigens niet ent op deze tenlasteleggingen dan wel op de bewezen gebleven tenlasteleggingen A1 tot en met A4, B5 en B6, C5 en C6, D, E2, E4 en E5 en F1 en F2, waarvan zij het slachtoffer werd.

Het is aannemelijk dat de burgerlijke partij schade heeft geleden door de oneerlijke handelspraktijken van de verweerster, de NV J.S., nu de door laatstgenoemde benaderde klanten er door de misleidende voorstelling van zaken werden toe gebracht zout af te nemen of onderhoud te laten verrichten, daar waar zij dit klaarblijkelijk niet zouden hebben gedaan indien zij de ware toedracht hadden gekend (cf. stukken 1 t.e.m. 5 stukkenbundel van de burgerlijke partij).

Deze schade bestaat vooreerst uit de winstderving.

Zoals de burgerlijke partij terecht aanhaalt hebben de klanten die bij de verweerster zout afnamen en onderhoudswerken lieten uitvoeren dit niet nogmaals laten leveren of uitvoeren door de burgerlijke partij.

Hierdoor misliep de burgerlijke partij een aantal inkomsten.

De burgerlijke partij weerhoudt zes klanten die zout afnamen en onderhoudswerken lieten uitvoeren.

De door de burgerlijke partij ex aequo et bono geraamde schade (400 EUR) die is gesteund op de door haar bijgebrachte ingebrekestellingen en de stukken van het strafdossier en werd becijferd op basis van gemiddelde prijzen in de sector, kan naar oordeel van het hof integraal worden toegekend.

De door de burgerlijke partij gevorderde economische schade wegens klantenverlies acht het hof evenwel niet toewijsbaar, nu geen enkel afdoend bewijs wordt bijgebracht dat de burgerlijke partij door de in hoofde van de NV J.S. bewezen gebleven oneerlijke handelspraktijken daadwerkelijk klanten heeft verloren.

Dit kan alleszins niet worden afgeleid uit de door haar bijgebrachte ingebrekestellingen van haar klanten, wel integendeel.

Waar deze klanten hun gebruikelijke leveranciers inlichten van de wanpraktijken van de verweerster, dan blijkt hieruit enkel een zekere loyaliteit naar de burgerlijke partij toe.

Dergelijke houding laat dan ook allerminst een opzeg van de bestaande contractuele relaties vermoeden.

De misleidende associatie die de verweerster bij de klanten nastreefde heeft ongetwijfeld de goede naam van de burgerlijke aangetast.

Ten overstaan van deze aantasting staat een zekere reële schade die echter niet vatbaar is voor exact cijfermatige begroting, derwijze dat het hof deze schade in billijkheid raamt op 1.500 EUR.

Ten slotte kan de burgerlijke partij aanspraak maken op de door haar gevorderde administratiekosten, forfaitair begroot op 250 EUR.

3. Recapitulatie

De burgerlijke partij is derhalve gerechtigd op:

- winstderving: 400 EUR

- aantasting goede naam: 1.500 EUR

- administratiekosten: 250 EUR

TOTAAL: 2.150 EUR.

Op deze bedragen kan vergoedende interest worden toegekend aan de wettelijke interestvoet vanaf de gemiddelde datum van 1 januari 2007, meer de verwijlinteresten op het geheel vanaf heden.

In toepassing van artikel 162bis Sv. (ingevoegd door art. 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat (BS 31 mei 2007)) alsmede de bepalingen van het KB van 26 oktober 2007 tot vaststelling van het tarief van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 Ger.W. en tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat (BS 9 november 2007) kent het hof aan de voornoemde burgerlijke partij een rechtsplegingsvergoeding toe van 440 EUR.

Op deze gronden

Het hof, rechtdoende op tegenspraak,

(…)

Verklaart de hogere beroepen ontvankelijk en erover beslissende:

(…)

Op burgerrechtelijk gebied

Hervormt het bestreden vonnis en opnieuw wijzende:

Veroordeelt de NV J.S. - voorheen de NV A.S. - tot betaling aan de burgerlijke partij, de NV S.P.:

- de som van 2.150 EUR te vermeerderen met de vergoedende interest aan de wettelijke interestvoet vanaf de gemiddelde datum van 1 januari 2007, meer de gerechtelijke verwijlinteresten aan dezelfde interestvoet op het geheel (hoofdsom en interesten) vanaf heden;

- de som van 440 EUR ten titel van rechtsplegingsvergoeding.

Veroordeelt de NV J.S. - voorheen de NV A.S. - tot de overige kosten in hoger beroep, gevallen aan de zijde van de burgerlijke partij, NV S.P., en veroordeelt haar tot haar eigen kosten veroorzaakt door haar hoger beroep op burgerlijk gebied.

(…)