Article

Hof van Cassatie, 13/10/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/6, p. 584-585

Hof van Cassatie 13 oktober 2014

CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMINGEN
Gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord - Homologatie van het plan - Uitvoerbare titel - Belang om in rechte op te treden
Uit de artikelen 57 en 58 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen volgt dat een schuldvordering die in een gehomologeerd reorganisatieplan is opgenomen, slechts uitdooft na de volledige uitvoering van het plan.
De feitenrechter kan zonder schending van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek beslissen dat het belang dat de schuldeiser heeft bij zijn vordering tot betaling van reeds vervallen socialezekerheidsbijdragen op het ogenblik van dagvaarding, niet verdwijnt door de homologatie van het reorganisatieplan waarin zijn schuldvordering is opgenomen, op grond onder meer dat het belang dat aanwezig was op het ogenblik van dagvaarding, gedurende de ganse looptijd van het reorganisatieplan aanwezig blijft voor het geval de debiteur het reorganisatieplan niet stipt zou nakomen of niet tot het einde zou uitvoeren, tijdens de periode van reorganisatie eveneens het risico blijft bestaan van vereffening of faillissement, tegen de homologatie van het plan derdenverzet mogelijk is en de schuldeiser belang heeft om over een uitvoerbare titel te beschikken zodat hij, indien de intrekking van het reorganisatieplan zich zou voordoen, onmiddellijk zou kunnen uitvoeren en geen tijd meer hoeft te verliezen met het aanvragen van een titel.
CONTINUITÉ DES ENTREPRISES
Réorganisation judiciaire par accord collectif - Homologation du plan - Titre exécutoire - Intérêt à agir en justice
Il ressort des articles 57 et 58 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises qu'une créance reprise dans un plan de réorganisation homologué ne s'éteint qu'à l'exécution complète du plan.
Le juge du fond peut, sans violer les articles 17 et 18 du Code judiciaire, décider que l'intérêt de l'action du créancier tendant au paiement des cotisations de sécurité sociale échues, ne disparaît pas du fait de l'homologation du plan de réorganisation reprenant sa créance, entre autres en raison du fait que l'intérêt qui existait au moment de l'introduction de l'action a persisté pendant toute la durée du plan de réorganisation pour le cas où la demanderesse n'exécuterait pas ponctuellement le plan, que le plan de réorganisation, qui n'est pas encore arrivé à expiration, pourrait ne pas être complètement exécuté, que le risque d'une liquidation ou d'une faillite subsiste également au cours de la période de réorganisation, que l'homologation du plan de réorganisation peut faire l'objet d'une tierce opposition et que le créancier a réellement intérêt à disposer d'un titre exécutoire de manière à pouvoir procéder immédiatement à l'exécution, sans perdre de temps à solliciter un titre, si le plan de réorganisation est révoqué.

Lacra Lifestyle-Craeymeersch Project NV / Rijksdienst voor Sociale Zekerheid

Zet.: Ch. Storck (afdelingsvoorzitter als voorzitter), K. Mestdagh, M. Delange, A. Lievens en B. Wylleman (raadsheren)
OM: H. Vanderlinden (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. H. Geinger en A. De Bruyn
Zaak: S.13.0052.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Gent, afdeling Brugge, van 13 december 2012 (AR nr. 2011/AR/246).

Advocaat-generaal H. Vanderlinden heeft op 30 juni 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Raadsheer K. Mestdagh heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal H. Vanderlinden heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddelen

De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Eerste middel

1. Krachtens artikel 17 Gerechtelijk Wetboek kan de rechtsvordering niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen.

Overeenkomstig artikel 18 Gerechtelijk Wetboek moet het belang een reeds verkregen en dadelijk belang zijn en kan de rechtsvordering worden toegelaten indien zij, zelfs tot verkrijging van een verklaring van recht, is ingesteld om schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen.

2. Krachtens artikel 57 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, hierna WCO, is een gehomologeerd reorganisatieplan bindend voor alle schuldeisers in de opschorting en bevrijdt de volledige uitvoering ervan de schuldenaar geheel en definitief, voor alle schuldvorderingen die erin voorkomen, tenzij het plan uitdrukkelijk anders bepaalt.

Krachtens artikel 58 WCO kan elke schuldeiser de intrekking van het reorganisatieplan vorderen wanneer het niet stipt wordt uitgevoerd of wanneer hij aantoont dat het niet anders zal kunnen en hij erdoor schade zal lijden. Ook de procureur des Konings kan de intrekking vorderen wanneer hij de niet-uitvoering van het geheel of een gedeelte van het plan vaststelt. De intrekking van het reorganisatieplan ontneemt het elke uitwerking, behoudens wat betreft de reeds uitgevoerde betalingen en verrichtingen.

Uit die bepalingen volgt dat een schuldvordering die in een gehomologeerd reorganisatieplan is opgenomen, slechts uitdooft na de volledige uitvoering van het plan.

3. Het arrest stelt vast dat de vordering van de verweerder betrekking heeft op reeds vervallen socialezekerheidsbijdragen en oordeelt niet-bekritiseerd dat de verweerder, op het ogenblik waarop zij bij dagvaarding werd ingesteld, een reeds verkregen, persoonlijk en rechtstreeks belang had bij die vordering.

Het oordeelt dat dit belang niet verdwenen is door de homologatie van het reorganisatieplan waarin de schuldvordering van de verweerder is opgenomen, op grond dat:

- de verweerder zich op een recht beroept waarvan hij de erkenning nastreeft voor de rechtbank, hetgeen het vereiste belang uitmaakt;

- dit belang niet alleen aanwezig was bij het instellen van de vordering, maar ook gedurende de ganse looptijd van het reorganisatieplan aanwezig blijft voor het geval de eiseres het reorganisatieplan niet stipt zou nakomen;

- de kans bestaat dat het reorganisatieplan, dat nog niet is beëindigd, niet tot op het einde wordt uitgevoerd;

- tijdens de periode van reorganisatie eveneens het risico blijft bestaan van vereffening of faillissement, terwijl tegen de homologatie van het plan ook derdenverzet mogelijk is;

- de verweerder als schuldeiser wel degelijk belang heeft om over een uitvoerbare titel te beschikken zodat hij, indien de intrekking van het reorganisatieplan zich zou voordoen, onmiddellijk zou kunnen uitvoeren en geen tijd meer hoeft te verliezen met het aanvragen van een titel.

4. Het arrest oordeelt op die gronden wettig, zonder schending van de artikelen 17 en 18 Gerechtelijk Wetboek noch enige andere in het middel als geschonden aangewezen wetsbepaling, dat het belang van de verweerder bij de vordering niet is verdwenen.

Het middel kan niet worden aangenomen.

Tweede middel

5. Uit de stukken van de rechtspleging blijkt niet dat de eiseres in haar appelconclusies heeft aangevoerd dat de in uitvoering van het reorganisatieplan reeds terugbetaalde sommen moeten worden in mindering gebracht op de door de verweerder gevorderde bedragen.

Het middel is nieuw, mitsdien niet ontvankelijk.

Dictum

Het Hof,

Verwerpt het cassatieberoep.

Veroordeelt de eiseres tot de kosten.

Bepaalt de kosten voor de eiseres op 205,98 EUR en voor de verweerder op 193,48 EUR.

(…)