Article

Hof van Cassatie, 10/10/2013, R.D.C.-T.B.H., 2015/6, p. 556-557

Hof van Cassatie 10 oktober 2013

ZEKERHEDEN
Persoonlijke zekerheid - Borgtocht - Excepties - Gebrek in de toestemming van de schuldenaar bij de hoofdovereenkomst - Aard van de exceptie
Een gebrek in de toestemming van de schuldenaar bij de hoofdovereenkomst is geen exceptie die alleen hem persoonlijk betreft, in de zin van artikel 2036, tweede lid, maar een exceptie die tot de schuld zelf behoort, in de zin van artikel 2036, eerste lid Burgerlijk Wetboek.
SÛRETÉS
Sûreté personnelle - Cautionnement - Exceptions - Vice de consentement dans le chef du débiteur de la convention principale - Nature de l'exception
Un vice de consentement dans le chef du débiteur dans la convention principale ne constitue pas une exception qui lui est purement personnelle au sens de l'article 2036, alinéa 2, du Code civil, mais une exception qui est inhérente à la dette, au sens de l'article 2036, alinéa 1er, du Code civil.

W.W. en M.-J.P. / NV Carrefour Belgium; in aanwezigheid van A.H. en G.D.T.

Zet.: E. Dirix (afdelingsvoorzitter als voorzitter), B. Deconinck, K. Mestdagh, G. Jocqué et B. Wylleman (raadsheren)
OM: A. Van Ingelgem (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. C. De Baets en B. Maes
Zaak: C.12.0379.N
I. Rechtspleging voor het Hof

Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 20 februari 2012.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft op 19 juli 2013 een schriftelijke conclusie neergelegd.

Afdelingsvoorzitter E. Dirix heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal A. Van Ingelgem heeft geconcludeerd.

II. Cassatiemiddel

De eisers voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.

III. Beslissing van het Hof
Beoordeling
Derde onderdeel
Ontvankelijkheid

1. De verweerster voert een eerste grond van niet-ontvankelijkheid aan: het onderdeel laat na de schending in te roepen van artikel 17 Gerechtelijk Wetboek.

2. Het onderdeel komt op tegen de beslissing van de appelrechters dat de tegenvordering van de eisers tot nietigverklaring van de franchiseovereenkomst niet ontvankelijk is omdat “de door de eisers ingeroepen wilsgebreken en de daarmee gelijkgestelde precontractuele fout [immers] geen excepties [zijn] die de schuld zelf betreffen maar excepties die de hoofdschuldenaar persoonlijk betreffen, in de zin van (...) artikel 2036, tweede lid Burgerlijk Wetboek”.

3. Het als geschonden aangewezen artikel 2036 Burgerlijk Wetboek volstaat om tot vernietiging van de bestreden beslissing te leiden.

De eerste grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.

4. De verweerster voert een tweede grond van niet-ontvankelijkheid aan: de grieven vertonen geen belang omdat het arrest uit de overeenkomst van 8 juni 1994 het bestaan van een schuldvernieuwing afleidt, zodat de eisers een eventueel wilsgebrek met betrekking tot de franchiseovereenkomst van 10 maart 1994 niet meer kunnen inroepen.

5. De aangevoerde grond van niet-ontvankelijkheid vraagt van het Hof in de beoordeling van de zaak zelf te treden, waartoe het krachtens artikel 147 Grondwet niet bevoegd is.

De tweede grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen.

Gegrondheid

6. Overeenkomstig artikel 2036, eerste lid Burgerlijk Wetboek kan de borg zich tegen de schuldeiser beroepen op alle excepties die aan de hoofdschuldenaar toekomen en die tot de schuld zelf behoren.

Krachtens artikel 2036, tweede lid Burgerlijk Wetboek kan hij zich evenwel niet beroepen op excepties die alleen de schuldenaar persoonlijk betreffen.

Een gebrek in de toestemming van de schuldenaar bij de hoofdovereenkomst is geen exceptie die alleen hem persoonlijk betreft, in de zin van artikel 2036, tweede lid, maar een exceptie die tot de schuld zelf behoort, in de zin van artikel 2036, eerste lid Burgerlijk Wetboek.

7. Door te oordelen dat “waar [de eisers] in hun hoedanigheid van solidaire borgen door [de verweerster] worden aangesproken, [de eisers] zich (...) niet [kunnen] beroepen op de nietigheid van de franchiseovereenkomst van 10 maart 2004 wegens bedrog en/of dwaling, welke wilsgebreken naar hun oordeel minstens een precontractuele fout in hoofde van [de verweerster] uitmaken”, omdat “de door [de eisers] ingeroepen wilsgebreken en de daarmee gelijkgestelde precontractuele fout immers geen excepties [zijn] die de schuld zelf betreffen maar excepties die de hoofdschuldenaar persoonlijk betreffen, in de zin van het (...) artikel 2036, tweede lid Burgerlijk Wetboek”, verantwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht.

Het onderdeel is gegrond.

Overige grieven

8. De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden.

Dictum

Het Hof,

Vernietigt het bestreden arrest behalve in zoverre dit het incidenteel beroep ontvankelijk verklaart.

Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest.

Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter.

Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen.

Verklaart het arrest bindend aan de tot bindendverklaring opgeroepen partijen.

(…)