Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 10/12/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/3, p. 293-294

Grondwettelijk Hof 10 december 2014

Zaak: 181/2014
VERBINTENISSEN UIT OVEREENKOMST
Nakoming verbintenis - Ingebrekestelling


OBLIGATIONS CONTRACTUELLES
Exécution de l'obligation - Mise en demeure


De VZW “Belgische Vereniging van Incasso-ondernemingen” stelde een beroep in tot vernietiging van de wet van 23 mei 2013 “tot wijziging van artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek teneinde aan de ingebrekestellingsbrief van de advocaat, van de gerechtsdeurwaarder of van de persoon die krachtens artikel 728, § 3 van het Gerechtelijk Wetboek in rechte mag verschijnen, een verjarings­stuitende werking te verlenen”. Dit omwille van het feit dat ingebrekestellingen die uitgaan van incassobureaus geen verjaringsstuitende werking kunnen hebben.

Het Hof wees het verzoek af. Het oordeelde dat de uitsluiting van incassobureaus uit het toepassingsgebied van de wet verantwoord was, gelet op hun activiteit en aangezien dergelijke bureaus weinig belang hebben bij een minnelijk regeling, daar hun vergoeding bestaat in een commissie op de bedragen van de schuldvordering die zij moeten invorderen. Zij die onder het toepassingsgebied van de wet vallen daarentegen zijn personen die “beantwoorden aan deontologische regels eigen aan het statuut eigen aan elk van die beroepen, of die, als rechtsbeoefenaars, geschikt zijn om, op basis van een grondig onderzoek van het aan hen voorgelegde dossier, de risico's te evalueren van de verjaring van de schuldvordering waarvan zij de betaling nastreven, alsook het bedrag dat dient te worden aangenomen om een dergelijke verjaring te voorkomen”.