Rechtbank van koophandel Antwerpen 15 januari 2015
Zaak: A/14/7557 |
Tegen een vordering van een studiebureau tot betaling van facturen met als voorwerp het opstellen van een aanbestedingsopdracht en de opvolging ervan, wierp de verweerder de vijfjarige verjaring op van artikel 2267ter, § 2 BW, krachtens hetwelk de vordering van deskundigen tot betaling van kosten en ereloon verjaart na verloop van 5 jaar.
De rechtbank stelde dat als deskundige in dit artikel moet worden begrepen “een persoon die een partij of de rechtbank bijstaat door deze in te lichten, door het leveren van specifieke informatie van feitelijke, wetenschappelijke of technische aard. Het leveren van intellectuele prestaties als doel op zich, zonder dat er sprake is van inlichtingen nodig naar aanleiding van een probleemsituatie, valt hierbuiten”. Vermits de opdracht van het studiebureau weliswaar bestond uit intellectuele prestaties, maar met een doel op zich en niet louter om de opdrachtgever in te lichten, geldt deze bijzondere verjaringstermijn niet en is de gemeenrechtelijke verjaringstermijn van 10 jaar toepasselijk (art. 2262bis BW).
Omwille van de serieuze vertraging in de uitoefening van het invorderingsrecht (de factuur dateerde van 4 juni 2004, terwijl de dagvaarding dateerde van 31 juli 2012) oordeelde de rechtbank wel dat het vorderen van verwijlinteresten vanaf de vervaldatum van de factuur getuigde van rechtsmisbruik. De rechtbank kende enkel de gerechtelijke verwijlinteresten toe.