Article

Actualité : Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 20/05/2014, R.D.C.-T.B.H., 2015/1, p. 128-129

Europees Hof voor de Rechten van de Mens 20 mei 2014

Glantz / Finland

STRAFRECHT - ALGEMENE BEGINSELEN
Non bis in idem - Artikel 14, 7. IVBPR - Artikel 4, 1., zevende aanvullend protocol bij het EVRM - Identiteit van feiten of substantieel dezelfde feiten - Verschillende belastingaangiften


DROIT PÉNAL - PRINCIPES GÉNÉRAUX
Non bis in idem - Article 14, 7. - Article 4, 1., septième protocole additionnel à la CDH - Identité des faits ou faits en substance les mêmes - Déclarations d'impôt différentes


Over de toepassing van het “ne bis in idem”-beginsel in strafzaken is de laatste jaren een groeiende Europese en nationale rechtspraak ontstaan. Hierbij zetten de Europese rechtscolleges (Hof van Justitie en Europees Hof voor de Rechten van de Mens) de bakens uit; de Belgische nationale rechtspraak volgde vaak maar schoorvoetend. Eén van de punten waarop de nationale rechtspraak het steeds moeilijk heeft gehad om de “ruime” Europeesrechtelijke interpretatie te volgen, is deze van het begrip “idem”: de identiteit van de feiten.

Sedert het mijlpaalarrest Zolothukin van het EHRM, bestaat er geen enkele twijfel meer over dat een tweede vervolging niet mogelijk is voor dezelfde feiten of voor feiten die substantieel dezelfde zijn, en dit ongeacht de juridische kwalificatie die aan die feiten wordt gegeven [1]. Het EHRM heeft zich hiermee expressis verbis aangesloten bij de interpretatie die het Hof van Justitie reeds hanteerde. Dit principe werd intussen ook door de hoogste Belgische rechtspraak aanvaard. Zo kan worden verwezen naar arresten van het Grondwettelijk Hof van 19 december 2013 [2] en 3 april 2014 [3] en naar een arrest van het Hof van Cassatie van 3 januari 2012 [4]. Overname van de principes uiteengezet door het EHRM leidde evenwel niet steeds tot eenzelfde toepassing ervan aangaande de notie “idem” [5].

Ingevolge een arrest van het EHRM komt de restrictieve houding van de Belgische rechtbanken verder onder druk te staan [6]. In de zaak die aan dat arrest ten grondslag lag, had de heer Glantz het voorwerp uitgemaakt van een fiscale procedure waarin hem voor de aanslagjaren 2000 tot 2004 verweten werd verdoken dividenden te hebben ontvangen zonder deze aan te geven, voor een totaal van 209.137 EUR. De heer Glantz kreeg hiervoor een fiscale geldboete opgelegd waarvan het strafrechtelijk karakter niet betwist werd. Vervolgens werd de heer Glantz ook strafrechtelijk vervolgd. Bijzonder is evenwel dat de periode en de bedragen waarover deze strafrechtelijke vervolging handelde, gedeeltelijk afweken van deze van de fiscale procedure: in de strafzaak ging het over de aanslagjaren 1997-2003, en om een totaal bedrag van 500.895 EUR aan niet-aangegeven inkomsten.

Niettegenstaande er dus een duidelijk verschil was aangaande het bedrag van de beweerdelijk ontdoken belasting én aangaande de periode (waarbij is op te merken dat de heer Glantz voor de aanslagjaren 1997-1999 foutieve aangiftes heeft ingediend die niet het voorwerp hebben uitgemaakt van de fiscale procedure en bestraffing), oordeelde het EHRM dat de strafrechtelijke vervolging van de heer Glantz in haar geheel verboden was krachtens het ne bis in idem-beginsel. Het Hof overwoog daartoe het volgende:

“53. In the present case the parties agree that both sets of proceedings arose from the same facts. The Court agrees with the parties: both sets of proceedings arose from the same applicant's failure to declare income. Both sets of proceedings also concerned, at least partly, the same period of time and also approximately the same amount of evaded taxes.”

Hiermee geeft het Hof eens te meer te kennen dat aan de notie van “identieke feiten” of “substantieel dezelfde feiten” een ruime uitlegging moet worden gegeven: het feit dat beide vervolgingen betrekking hebben op gedeeltelijk andere aanslagjaren en gedeeltelijk andere bedragen, sluit de toepassing van het ne bis in idem-beginsel volgens het Hof niet uit.

[1] EHRM 10 februari 2009, Zolothukin / Rusland, overw. 81 et seq.
[2] GwH 19 december 2013, www.const-court.be, Arr.GwH 2013, afl. 5, 3215, BS 27 maart 2014, p. 26.889 en andere vindplaatsen.
[3] GwH 3 april 2014, nr. 61/2014, www.const-court.be, T.Strafr. 2014, 293, noot K. Vanderhauwaert,Una via-principe ongrondwettelijk wegens schending van het non bis in idem-beginsel. Een aantal beschouwingen”.
[4] Cass. 2 januari 2012, P.11.0894.N.
[5] Zie bv. Cass. 24 juni 2014, T.Strafr. 2014, 313, noot H. Van Bavel, “'Idem' betekent niet altijd hetzelfde”.
[6] EHRM 20 mei 2014, Glantz / Finland.