Article

Actualité : Grondwettelijk Hof, 25/09/2014, R.D.C.-T.B.H., 2014/9, p. 936-937

Grondwettelijk Hof 25 september 2014

Zaak: 140/2014
INSOLVENTIE
Faillissement - Gevolgen - Verbintenissen - Bevrijding - Bevrijding kosteloze persoonlijke zekerheid


INSOLVABILITÉ
Faillite - Effets - Obligations - Libération - Libération de la caution personnelle à titre gratuit


Overeenkomstig artikel 80, derde lid Faill.W. bevrijdt de rechtbank, geheel of gedeeltelijk, elke natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker stelde voor de gefailleerde, wanneer zij vaststelt dat diens verbintenis niet in verhouding met zijn inkomsten en met zijn patrimonium is, tenzij hij zijn onvermogen frauduleus organiseerde.

Overeenkomstig artikel 82, tweede lid Faill.W. wordt de echtgenoot van de gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn echtgenoot, of de voormalige echtgenoot die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld die zijn voormalige echtgenoot tijdens de duur van het huwelijk was aangegaan, ingevolge de verschoonbaarheid (van de gefaillieerde) van die verplichting bevrijd.

In casu had een dame zich hoofdelijk en ondeelbaar borg gesteld voor de verbintenissen van haar partner, in het kader van de uitbating van een snackbar. De prejudiciële vraag heeft zowel betrekking op de uitsluiting van de gevolgen van de verschoonbaarheid, als op de afwezigheid van kosteloosheid van de persoonlijke zekerheidstelling. Het Grondwettelijk Hof sluit de deur voor wat de gevolgen van de verschoonbaarheid betreft, doch zet deze op een kier voor wat de bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidsteller betreft.

Het voordeel van de verschoonbaarheid (van de gefailleerde) werd in arrest 129/2010 van 18 november 2010 uitgebreid tot de wettelijk samenwonende die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van zijn verschoonbaar verklaarde gefailleerde wettelijk samenwonende. Wettelijk samenwonenden die persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schuld van hun gefailleerde samenwonende genieten (voortaan) de regel van de verschoonbaarheid.

De (uitbreiding van de gevolgen van de) verschoonbaarheid maakt deel uit van de faillissementswetgeving die in essentie ertoe strekt een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de belangen van de schuldenaar en de belangen van de schuldeisers.

Houdt dit (nog steeds) een discriminatie in ten aanzien van de feitelijk samenwonende van de verschoonbaar verklaarde gefailleerde die persoonlijk aansprakelijk is voor de schuld van die gefailleerde?

Het verschil in behandeling steunt op een objectief element, namelijk dat de juridische toestand van de partners verschilt naargelang de enen gehuwd zijn of wettelijk samenwonenden zijn, en de anderen feitelijk samenwonenden zijn. Hun juridische toestand verschilt zowel wat hun persoonlijke verplichtingen jegens elkaar als wat hun vermogensrechtelijke toestand betreft.

Door de regel van de verschoonbaarheid niet uit te breiden tot de feitelijk samenwonenden die zich persoonlijk aansprakelijk hebben gesteld voor de schuld van hun gefailleerde samenwonende, heeft de wetgever een verschil in behandeling ingevoerd dat, ten aanzien van het doel van de regeling, niet zonder redelijke verantwoording is, aangezien de door feitelijk samenwonenden gevormde gemeenschap niet met dezelfde zekerheid wordt aangetoond als die welke ontstaat uit het huwelijk of uit de wettelijke samenwoning en aangezien daaruit niet dezelfde rechten en plichten voortvloeien. De feitelijk samenwonenden hebben overigens, alvorens die zekerheid te verlenen, over een beoordelingsvrijheid kunnen beschikken waarover de echtgenoot of wettelijk samenwonende wiens verbintenis een voorwaarde is voor de toekenning van een door zijn partner aangevraagde lening, niet in dezelfde mate beschikt.

De mogelijkheid tot bevrijding van de kosteloze persoonlijke zekerheidsteller past in het kader van de bekommernis van de wetgever om de meest onbaatzuchtige en meest kwetsbare categorie van borgen in bescherming te nemen. De kosteloze aard van de borg houdt in dat de personen die zich hebben verbonden, met hun borgstelling geen enkel rechtstreeks of onrechtstreeks economisch voordeel nastreven. De rechter kan derhalve in concreto het kosteloze karakter van de verbintenis van de borg beoordelen.

Artikel 80, derde lid Faill.W. kan niet in die zin worden geïnterpreteerd dat het de persoon die feitelijk samenwoont met de verschoonbaar verklaarde gefailleerde, uitsluit van de voorwaarde met betrekking tot de kosteloosheid van de verbintenis van de borg, enkel om reden dat hij met die laatste samenwoont. De feitelijke samenwoning doet juridisch gezien immers geen enkele vorm van vermogensrechtelijke solidariteit van de partners ontstaan, zodat niet kan worden aangenomen dat die feitelijke situatie als dusdanig een rechtstreeks of onrechtstreeks economisch belang van de feitelijk samenwonende die zich borg zou hebben gesteld, met zich meebrengt.

Hoewel het redelijk verantwoord is dat de wetgever de gevolgen van de verschoonbaarheid niet automatisch heeft uitgebreid tot de feitelijk samenwonende, is het daarentegen niet redelijk verantwoord dat de feitelijke samenwoning elke bevrijding van de kosteloze borg van de feitelijk samenwonende verhindert wanneer die zijn onvermogen niet frauduleus heeft georganiseerd en zijn verbintenis niet in verhouding is met zijn inkomsten en zijn vermogen. Voor het overige komt de beoordeling van de feitelijke situatie van de feitelijk samenwonenden toe aan de verwijzende rechter.